Herman Nieweg is de zoon uit het huwelijk van ambtenaar Marcus Nieweg en Betje de Vries. Hij wordt in Amsterdam geboren. Naast Herman krijgt het echtpaar nog vier kinderen: Carel (*1894), overleden op vijftienjarige leeftijd, Louis (*1896), gestorven als baby, Reinetta (*1898) en Louis (*1905). Alleen Reinetta en Louis overleven de oorlog. Zij sterven respectievelijk in 1991 en 1997.
De vader van Herman geeft les aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium, een school alleen voor jongens. Uit overlevering komt naar voren dat Herman en zijn broers en zus een streng Joods-orthodoxe opvoeding krijgen. Illustratief is dat, terwijl het gezin vlakbij diergaarde Artis woont, Herman er als kind niet naar toe mag, want dat is een vorm van vermaak die zijn vader, en misschien ook zijn moeder, niet goedkeuren. Familieleden omschrijven de moeder van Herman als een lieve, warme vrouw, die kon toveren met naald en draad en die ook kleding maakte.
In 1911 wordt Herman door het leger opgeroepen voor een keuring. In het militieregister staat beschreven dat Herman 1.69 meter lang is, en werkt als magazijnbediende. Hij wordt vrijgesteld van dienstplicht vanwege ’lichamelijke gebreken’.
In 1916, hij is dan drieëntwintig, verliest Herman zijn moeder. Nog geen zeven maanden later hertrouwt zijn vader met Henriëtte de Wolff. Dit huwelijk blijft kinderloos. Volgens overlevering is er geen goede klik tussen Henriëtte en haar stiefkinderen. Zijn vader en zijn stiefmoeder sterven in mei 1943.
Sara Dina van Witsen is de dochter uit het huwelijk van godsdienstonderwijzer Salomon Abraham van Witsen en Helena Hes. Naast Sara Dina krijgt het echtpaar nog een zoon, die zij Abraham Meijer noemen. De ouders van Sara Dina worden in Sobibor omgebracht. Alleen haar broer overleeft de oorlog.
Sara Dina wordt geboren in Woerden en verhuist als baby naar Veendam-Wildervank, waar haar vader gaat werken als leraar bij de plaatselijk Israëlitische gemeente. In december 1902 breekt er brand uit in de woning van het gezin. Sara Dina is dan zes. De oorzaak is onbekend: ‘Door het kloek optreden van de brandweer werd de binnenbrand nog al spoedig met een handbrandspuit gebluscht, zoodat de schade door het vuur aangericht niet zoo erg zal zijn als die door het water veroorzaakt’.
In de zomer van 1908 verhuist het gezin van Veendam-Wildervank naar Hoorn, waar haar vader een aanstelling heeft aanvaard bij de plaatselijke Joodse gemeente. Het gezin betrekt een huis aan de Italiaanse Zeedijk, op nummer 120, naast de synagoge op nummer 122. Haar vader verzorgt ook de religieuze diensten bij het ‘rijksgesticht’ in Medemblik.
Sara Dina grijpt in 1909 net mis voor de derde plek in een atletiekwedstrijd; ze is gelijk geëindigd met een ander meisje, maar door loting krijgt de ander die derde plaats toegewezen. In 1914 wint Sara Dina de eerste prijs tijdens een wedstrijd ter gelegenheid van het dertig jarige bestaan van de plaatselijke turn- en schermvereniging.
Het gezin is niet de enige bewoner van het pand aan de Italiaanse Zeedijk. Verschillende volwassenen wisselen elkaar daar af. Alle bewoners zijn Joodse mensen en het valt ook op dat bijna iedereen staat geregistreerd als winkeljuffrouw of winkelbediende. Vanaf maart 1915 woont Herman, ook in deze hoedanigheid, op dit adres, hij is dan tweeëntwintig. Waarschijnlijk ontmoet hij daar voor het eerst de twee jaar jongere Sara Dina, de dochter van zijn hospes Salomon Abraham. Een kleine twee jaar later treden Herman en Sara Dina met elkaar in het huwelijk.
Voorafgaand aan haar huwelijk woont Sara Dina, samen met haar broer, drie maanden bij hun oom Emanuel. Ook Emanuels zus Rosetta woont in dit huis. Hierna trouwt Sara Dina met Herman. De plechtigheid vindt op 22 februari 1917 plaats in Rotterdam.
Op 29 januari 1918 wordt in Rotterdam hun dochter Betty Helene geboren. Herman is chef in een confectiefabriek. Twee weken na deze geboorte verhuist het gezin naar de binnenstad van Amersfoort. Ook hier is Herman chef, maar dan in een confectiewinkel. Deze zaak gaat failliet. In september 1921, enkele weken na het faillissement, vertrekt het gezin naar Hoorn, waar ze twee weken inwonen bij Sara Dina’s ouders, die nog steeds op de Italiaanse Zeedijk wonen. Daarna emigreert het gezin naar Antwerpen.
In het vreemdelingendossier van de Antwerpse politie staat bij de aanvraag genoteerd, dat het gezin de intentie heeft om langer dan een half jaar in de stad te blijven wonen. Herman werkt hier in een magazijn voor ‘meubelpapier’, het Vlaamse woord voor behang. Het bedrijf, met de naam Cohen & Van Witsen, is in handen van familie van zijn vrouw. Uit een notitie blijkt dat niet alleen Herman, die de functie had van bedrijfsleider, maar ook een achterneef van Sara Dina er heeft gewerkt. Hermans samenwerking is echter van korte duur, want verderop staat genoemd dat hij ‘thans reist’ als zelfstandige en onder meer scheermessen, vorken, lepels en messen verkoopt.
In januari 1922 komt er een brief van het Belgische Ministerie van Justitie aan bij de hoofdcommissaris van de Antwerpse politie. Hierin wordt vertrouwelijk meegedeeld dat Herman vorige maand in Amsterdam is geverbaliseerd inzake oplichting. Over de inhoud en de juistheid van deze zaak is niets bekend. Wel worden er door de lokale politie inlichtingen ingewonnen. De conclusie van de actuele situatie luidt: ,,Over zijn gedrag en omgang tijdens zijn verblijf alhier, is niets ongunstigs gekend.’’
In februari 1922 wordt de tweede dochter van het echtpaar geboren, die de namen Helene Betty krijgt. Opvallend is dat de geboorte niet in België plaatsvindt, maar in Hoorn. Het vreemdelingendossier toont aan dat Herman twee dagen voor de bevalling is afgereisd naar Hoorn. Het is niet duidelijk of zijn vrouw en zijn vierjarige dochter eerder naar Nederland zijn gegaan. Op onbekende datum is het gezin weer terug in hun Antwerpse woning. In november 1922 komen Herman en Sara Dina met hun dochters definitief terug naar Nederland, en opnieuw gaan ze inwonen bij de ouders van Sara Dina.
De vader van Sara Dina aanvaardt in november 1923 een betrekking als godsdienstonderwijzer bij het Apeldoornsche Bosch, reden waarom haar ouders in december 1923 naar Apeldoorn verhuizen.
Een maand later keren Sara Dina en Herman terug naar Amersfoort. In het gemeentelijke bevolkingsregister wordt als Hermans beroep ‘reiziger’ vermeld. Na bijna twee jaar, in november 1925, verhuist het gezin naar Apeldoorn, Jachtlaan 378. Herman vindt werk als magazijnbeheerder van het Apeldoornsche Bosch. Bij aanvang bedraagt zijn salaris 2200 gulden per jaar. In de adresboeken van Apeldoorn wordt hij steevast aangeduid als ‘beambte van het Apeldoornsche Bosch’. In Apeldoorn verhuist het gezin tenminste viermaal; naar Rondweg Zuid (nu: deel van de Aluminiumweg), naar twee verschillende huizen aan de Arnhemseweg en tenslotte, in de zomer van 1934, naar Kartonweg 22 (nu: Thorbeckelaan).
Verwante van het gezin Nieweg, Stadsarchief Amsterdam, Archief Eemland, Stadsarchief Rotterdam, het Westfries Archief en Stichting Stolpersteine Dordrecht. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).
9 november2021