Addition

In Memoriam II

In 1929 heeft Simon Abraham het plan om zijn winkel uit te breiden, de lokale krant doet verslag en vermeldt waar de extra ruimte vandaan is gekomen: Zakennieuws. Blijkens een advertentie in dit nummer, bericht de heer S. Noach, meer bekend bij het publiek onder den naam „De Goedkoope Simon”, Stationsstraat 67, hoek Beekstraat, de heropening van zijn winkel op zaterdag 27 april a.s. De uitbreiding van zaken maakte het noodzakelijk de etalageruimte te vergrooten. Onder architectuur van den heer J. A. Heuvelink is men hierin volkomen geslaagd, door van een aan den winkel grenzende kamer aan de zijde van de Stationsstraat, een flinke ruimte af te staan welke thans verbouwd is geworden tot een mooie, groote etalage-kast. Het geheel vormt thans een flink geheel en mag weder als een aanwinst voor de Stationsstraat beschouwd worden.

1930:
In november 1930 plaatst de Nieuwe Apeldoornsche Courant het volgende bericht: Zakenjubileum. De
manufacturenzaak van den heer S. Noach, Stationsstraat 67, beter bekend onder den naam van „De Goedkoope Simon", herdenkt zaterdag haar 10-jarig bestaan, waarbij tevens het 5-jarig bestaan van zijn winkel aan de Stationsstraat herdacht wordt. Voor tien jaar geleden opende de heer S. Noach, zijn manufacturenwinkel aan de Sophialaan, doch weldra bleek dit pand te klein te zijn en werd het noodzakelijk een ander pand te betrekken. Heel gelukkig is hij toen geslaagd in het pand Stationsstraat hoek Beekstraat. Meer dan 18 jaar is de heer Noach al een bekende op de Apeldoornsche markt. Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de advertentie in dit nummer.

1932:
In maart 1932 viert de plaatselijk Joodse gemeente hun veertigjarig jubileum, daarnaast is er een uitbouw van het gebedshuis gerealiseerd. Om hier bij stil te staan wordt er een feestavond georganiseerd, met onder meer een revue. Simon Noach en zijn dochter Sophia worden samen met andere geloofsgenoten genoemd, de dochters hebben een aandeel gehad in de opvoering van de revue. Tien maanden later voert de Apeldoornsche Joodsche Tooneelvereeniging een stuk op. De Nieuwe Apeldoornsche Courant somt namen van mannen en vrouwen op die een kleine rol voor hun rekening hebben genomen, waaronder ‘de heer S. Noach’ en ‘Goudsmit’. Dit verwijst hoogstwaarschijnlijk naar Simon Abraham Noach en Philippus Goudsmit (1899-1941). De verslaggever is tevreden: Allen hebben op een duidelijke wijze getoond de tooneelkunst op een dusdanige wijze te beoefenen dat zij zeer zeker in aanmerking kunnen komen voor een grootere rol.

1933:
In 1933 is Simon Abraham met onder meer Hillegonda Polak-Drilsma (1902-1942) en Freerk Hoogstraal (1864-1943) lid van het comité, dat geld probeert in te zamelen voor het Centraal Israëlitische weeshuis ‘Machseh Lajesoumim’ in Leiden. Van het weeshuis is ruim honderdduizend gulden gestolen, wat betekent dat het de reguliere kosten niet meer kan betalen van de vrijgekomen rente, zoals tot dan toe. De malversatie is landelijk nieuws. Het plaatselijke comité roept de hele bevolking van Apeldoorn op om geld te doneren.

Simon ondersteunt dit jaar het W.S.C., voluit het Werkloozen-strijd Comité, een frontorganisatie van de Communistische Partij Nederland. Andere winkeliers die het project ondersteunen zijn slager Herman Weijel (1866-1943) en Jesaias Herz (1886-1942), eveneens manufacturier. Het comité organiseert op een dag een gezellige avond voor mannen die in de werkverschaffing werken, ook hun vrouwen zijn uitgenodigd.

Eveneens in 1933 huwt Clara, een dochter van Simon Abraham en Grietje, met David Chajes. De in Polen geboren David kwam twaalf jaar eerder met zijn broer Leon Chajes (*1901) vanuit Oostenrijk naar Apeldoorn en beiden beginnen als leerling-verpleger bij het Apeldoornsche Bosch. Het kersverse echtpaar gaat wonen in de Tutein Noltheniuslaan, in het huis met nummer 11. David werkt sinds de jaren dertig bij de ‘Goedkope Simon’ en klimt uiteindelijk op tot bedrijfsleider.

1936:
Opnieuw besteedt de Nieuwe Apeldoornsche Courant aandacht aan de ‘Goedkope Simon’. In november 1936 doet de krant verslag van de nieuwbouw die in de afgelopen maanden gerealiseerd is: het oude woon- en winkelpand is afgebroken en er is een nieuw pand verrezen. Dit alles past binnen de visie die de plaatselijke architecten bezig zijn te realiseren: de tijd van kleine woonhuizen die tot winkels worden verbouwd is voorbij, het is tijd voor grote bouwwerken en dit alles moet zorgdragen voor meer aantrekkingskracht bij potentiële klanten uit de regio.

Na de oplevering van het pand verlaat de dochter van Simon Abraham, Clara, met haar man David en hun tweeling het huis aan de Tutein Noltheniuslaan, en keren terug naar het adres: Stationsstraat 67.

1937:
In januari 1937 vindt er in de rechtbank van Zutphen een dubbele rechtszaak plaats, waarin Grietje als essentiële getuige dient. Het was Grietje opgevallen dat er geregeld artikelen uit de winkel verdwenen. Op een dag trof Grietje juist deze producten aan op de kamer van de inwonende dienstbode. De verdachte heeft bij de politie een getuigenis afgelegd die resulteerde in de twee rechtszaken. De dienstbode geeft namelijk aan dat zij was aangezet tot diefstal door de werkvrouw (schoonmaakster) die het echtpaar Noach in dienst had. Deze werkvrouw bekent wel het stelen van onder andere twee hemden en twee schorten, maar ontkent dat zij de eerder genoemde dienstbode heeft aangezet tot diefstal. De rechter wil graag met betrekking tot de dienstbode een rapport ontvangen van de reclassering met betrekking tot de kans op herhaling, de werkvrouw wordt veroordeeld tot 20 gulden boete (omgerekend bijna € 210), te vervangen door twintig dagen hechtenis.

1939:
In de laatste maanden van 1939 verlaten Simon Abraham en Grietje het woon- en winkelpand en verhuizen naar de Tutein Noltheniuslaan, in het huis met nummer 11. Het betreft het adres waar hun dochter Clara met haar man David tussen 1933 en 1936 hadden gewoond.

1940:
Acht dagen nadat de nazi’s Nederland zijn binnengevallen overlijdt een broer van Grietje. Het verhaal gaat dat hij zelfmoord heeft gepleegd, echter is hier onvoldoende bewijs voor om hier zeker van te zijn.

1942:
Op een ongedateerd document van de gemeente Apeldoorn, opgesteld in opdracht van, of door de bezetter, staat beschreven dat het woonhuis aan de Tutein Noltheniuslaan eigendom is van het echtpaar, maar dat het huis is ‘overgenomen’ door een Ortskommandant. Het echtpaar keert terug naar hun oude adres: Stationsstraat 67. De gemeentelijke autoriteiten zullen vermoedelijk op de hoogte zijn geweest van het nieuwe adres, echter wordt deze laatste verhuizing niet op hun persoonskaarten genoteerd.

Dit alles gebeurt in de periode waarin de schoonzoon van het echtpaar, David Chajes, tewerk wordt gesteld in het werkverschaffingsproject ‘het Schuttershof’ te Ede. Tussen 2 en 3 oktober 1942 worden de tientallen kampen ontruimd en wordt David naar kamp Westerbork gedeporteerd. In dezelfde uren worden door heel Nederland alle gezinsleden van de tewerkgestelden door de nazi’s en/of de politie opgehaald. Zo vindt dit ook plaats op de Stationsstraat 67. De politieagenten, in hun privétijd klanten van de winkel, komen de gezinsleden ophalen: Simon Abraham, zijn dochter Clara en zijn twee kleinkinderen. Grietje moet achterblijven, zij heeft kanker en volgens de maatstaven van de bezetter zou zij op korte termijn komen te overlijden. Volgens overlevering hebben de agenten dit ook zo naar elkaar uitgesproken: ‘Die zou vanzelf wel dood gaan’. Ook de lijst met alle Joden die deze nacht zijn opgehaald bevestigt min of meer deze lezing: ‘Ernstig ziek, carcinoom; bleef alleen achter.’

Simon Abraham moet zijn vrouw achterlaten en wordt met zijn dochter en kleinkinderen per spoor naar doorgangskamp Westerbork gebracht. In de vijf weken die Simon Abraham in het kamp geïnterneerd zit heeft hij een baantje als kamppostbode.

Op dinsdag 10 november 1942 vertrekt uit het kamp transport 35, met als eindbestemming vernietigingskamp Auschwitz. Zijn kleinkinderen, en vermoedelijk ook zijn dochter Clara en schoonzoon, lopen met Simon Abraham mee richting de trein. Hij wordt opgesloten in één van de twaalf wagons. Op 13 november 1942 komt het transport in Auschwitz aan. Simon Abraham wordt aansluitend op zijn aankomst vermoord.

Zijn vrouw Grietje overlijdt op 15 december 1942 en wordt begraven op de Joodse begraafplaats in Apeldoorn. Dochter Clara, haar man David en hun tweeling overleven de oorlog, net als de drie andere dochters van Simon Abraham en Grietje.


Bronnen: het Fries archief, Erfgoedcentrum Zutphen, Historisch Centrum Overijssel en Erfgoed Delft. Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten).

21 november 2011