Ik zal iets vertellen over het leven van Sara Santen-van West, oftewel "Opoe Santen". De verhalen over haar ken ik uit de boeken van mijn vader Sal Santen en een enkele keer vertelde hij over haar. Zij komt voor in "Jullie is Jodenvolk" en "De kortste weg". Ook heb ik een briefwisseling met mijn tante Saartje toen zij in 1928 met tbc in het sanatorium in Laren lag. Opoe ging op zondagmiddag vaak op bezoek bij Saartje.
Het gezin Santen woonde sinds 1898 in de Foeliedwarsstraat en jaren later verhuisden ze naar de Bataviastraat. Opoe bracht 11 kinderen ter wereld , waarvan er 3 vroegtijdig stierven. De kinderen waren: Fanny, Barend, Mietje, Hartog, Joop, Isaak, Abraham, Marianne en Sam. 20 jaar lang kreeg zij om het jaar een baby. 20 jaar luiers wassen, geen stromend water om maar een voorbeeld te noemen.
Opa Moos was sigarenmaker en op zondagmiddag stond hij op de brug in de jodenhoek met sinaasappelen. Zij hadden het niet breed. Ja, het was sappelen. Opoe knoopte de eindjes aan elkaar en ondanks de kleine bewoning waren de kinderen en kleinkinderen altijd welkom. Ook om te blijven eten en slapen. Opoe kon niet lezen en schrijven, maar alle kinderen gingen naar school. Zij vonden leren heel belangrijk ! Hun streven was er bovenuit te komen en het hoofd hoog te houden. "Als we onze kovet kwijtraken, hebben we helemaal niets meer."
Ik lees nu een paar fragmenten voor uit "De kortste weg": "Bij Opa en opoe".
Omdat het kerstvakantie was mocht ik bij opa en opoe logeren. Ze woonden in de Foeliedwarsstraat , een uitloper van de Jodenhoek, tussen havenarbeiders en straatsougers. Met zijn vijven waren we bij ze op visite geweest afgelopen zondag, vader, moeder, Saartje, Maurits en ik. Toen we naar huis wilden gaan 's avonds laat had opoe tegen mij gezegd:" Blijf bij ons , Sjloume, je hoeft morgen toch niet naar school". Ik wou het best. Zou Maurits het niet naar vinden als ik hem alleen liet? Opoe trok me voor, dat wist ik heus wel, maar vader zei ook dat ik het moest doen. In de smalle sombere straat lag een brijige, zwarte sneeuwmassa te vermodderen, waarover ik met een logge sinaasappelkisten slee, poogde vooruit te komen. Een meisje dat boven opa en opoe woonden had me gadegeslagen. Toen ik vlakbij haar stil bleef staan vroeg ze : "Ben jij een Van Zante ?" ."Ja", antwoordde ik. "Van beneden?". "Daar woont me opoe". "Een ka is het". Dat liet ik me niet zeggen. "Rotmeid". "Slijmerd, sodemieter op", schold ze terug.
De volgende morgen kwam opoe de kamer binnen. Rijzig als een dame was ze, en zij kon niet eens lezen of schrijven. "Pas op voor die kat", maande zij. "Je weet dat ie krabt, kijk eens naar mijn voet?". "Ja opoe", antwoordde ik zacht. Mij had hij ook al gebeten. "Het is een rattenvanger", zei opoe. "We hebben nog nooit zo'n goeie kat gehad. De ratten durven niet meer op het plaatsje te komen. Nogal lekker als je buiten naar de plee moet en je bent je leven niet zeker". In zichzelf gekeerd kwam opa uit de keuken de kamer binnen, zijn ogen verborgen achter brilleglazen , zo dik als brandglas, een pet schuin op zijn kale schedel naar achteren gezakt. Hij zuchtte...Dat deed hij altijd. Het leek wel alsof hij helemaal niet meetelde. Opoe was immers de baas? En toch was hij heus niet zo.n sjlemiel. Hij had de sigarenmakersbond mee helpen opbouwen en hij was in London gaan werken.
Salie had vele vragen en gesprekken over politiek met zijn opa en toen kwam opoe binnen , met een grote pot thee en een kannetje melk. Ze goot er altijd teveel melk bij , helemaal wit-gelig werd je thee ervan. Dat had ze nog overgehouden uit de tijd in Londen. En ze gaf haar kinderen vroeger op hun donder met de hak van een schoen. Vader wou er niks van horen. Als je er iets van zei, werd hij kwaad. "Wat weet je ervan hoe het vroeger was? En hoe de mensen moesten sappelen om het hoofd boven water te houden ? ".
Als opa werkloos was liep-ie helemaal naar Haarlem om werk te zoeken, en wij moesten thuisblijven, omdat we geen kleren hadden om naar school te gaan. Tien kinderen heeft opoe gehad waar ze dan voor moest zorgen.
"Het zijn er toch acht?, had ik gevraagd. "Twee zijn er jong gestorven. En je opoe, die moest een dag na de bevalling weer achter de wastobbe".
Mij verwende ze, mij had ze eruit gepikt van alle kleinkinderen. Waarom eigenlijk?
In "Jullie is Jodenvolk"schrijft Sal :
Op zondagmiddag gaan we van het jodenschooltje door, naar opoe en opa in de Foeliedwarsstraat. Over de Jodenhoek . Daar gaan we al zo lang naar toe op zondag als ik me kan herinneren. Toen ik nog klein was bleven we er 's avonds eten. Mij brachten ze naar bed, met mijn kleren aan. Als we naar huis gingen sliep ik op vaders arm, dat weet ik nog.
Die middag vraagt opoe : "Wil je voor mij een boodschap doen?"Dat wil ik best, ze geeft me altijd wat. Ze douwt het me dan stiekem in mijn hand.. Maup of Saartje mogen het niet weten. Ik vind het wel naar als ze het merken, of ik geef Maupie de helft. "Wat moet ik halen opoe?" ."Een maanzaadgalle, zacht gebakken. Bij Wegloop om de hoek. Hier is het geld. Zal je er goed op letten ?". "Denkt ze soms dat ik een klein kind ben ?" Het is vlakbij. "Dat heb je vlug gedaan", vindt opoe. "Heeft hij het gegeven?". Ja, natuurlijk, wat bedoelt ze. "Ja opoe". "Dan moet ik mijn geld terughebben". "Waarom"? "Wat hij geeft hoef je niet te betalen." Daar heb je het weer. Zulke geintjes heeft ze altijd. Soms zegt ze: "Hij daarboven heeft me al in zijn grote boek opgeschreven. Weet je dat wel?. Wat moet je daar nu op antwoorden?.
In 1928 krijgt Saartje tbc en wordt in Kindersanatorium in Laren opgenomen. Er is een hele briefwisseling met haar bewaard gebleven en tweemaal per week is er bezoekuur. Opoe gaat dan regelmatig met haar dochter Mietje of met haar zoon Barend mee op bezoek. Barend schrijft aan Saartje: Liefste Saar: Het is wat laat vanavond geworden voor ik met schrijven begin. Dat komt hierdoor dat ik eerst opoe naar huis heb gebracht en dus een uur later thuiskwam dan anders. Opoe was knapjes vermoeid. Het is ook een heel eind lopen van het Sanatorium naar het station en opoe is niet zo heel jong meer. Niet dat ik heel hard aanstapte, dat niet, want dan had opoe mij niet kunnen bijhouden., maar het is op die manier toch een wandelingetje van een uur geworden.
Verderop lees ik een brief van Saartje: Vanmorgen kwam er weer zo'n lange brief van opoe. Hij was enig. Er was overal bij getekend. Oom Sam heeft hem voor haar geschreven. Barend schrijft aan Saartje : Mijn kadetten heb ik niet opgegeten. Als opoe het wist zou ze reuze kwaad zijn. Ome Joop schrijft:Ajuu ! De groeten . Onze beste wensen en een stuk of wat kusjes van opoe.
19 november 1929 worden Sal en Maurits bij de directeur van de HBS geroepen. Er was een telegram gekomen . Zij moesten niet naar huis, maar naar hun grootouders in de Bataviastraat. We moesten meteen vertrekken. Aangekomen stond opoe boven in het duister van de trap. "Vannacht is Saartje gestorven", zei zij. Wij konden het haast niet geloven. "Zij is gistermiddag ingestort". Daarom moest vader plotseling naar haar toe. Toen kwamen vader en moeder terug van het sanatorium bij Saartje vandaan. Onze Saartje die naar opoe was genoemd. Maurits en ik bleven bij opoe slapen en twee dagen later was de begrafenis. De mannen gingen mee naar de begraafplaats in Diemen . Moeder en de tantes zouden bij opoe op de mannen wachten.
Ja, het huis van opa en opoe was een vertrouwde plek voor de familie. Je kon er altijd terecht. Bij vreugde, maar ook bij verdriet. Opoe maakte het gezellig en schonk vele kopjes thee. Ja, zij was een trotse en hele sterke vrouw.
Op verzoek geplaatst door de redactie