Max Weinstein, geb. 23 augustus 1920 te Felsberg, Hessen-Nassau, Duitsland .
Ouders:
Isidor Weinstein (geb. Felsberg 1881) en Emma Speier, (geb. Fritzlar 1883).
Het gezin woonde Quergasse 4 in Felsberg.
Vader Isidor was veehandelaar. Hij stierf in 1928 aan diabetes-complicaties. Hij stond in hoog aanzien als veteraan uit de Eerste Wereldoorlog en werd -toen Max 8 jaar was- met militaire eer begraven op het joodse kerkhof in Felsberg.
Grootouders:
Samuel Weinstein en Jeanette Kohn.
Simon Speier en Süsschen Katz.
Oom Robert:
Op 8 november 1938 (één dag eerder dan in de meeste Duitse plaatsen) was er in Felsberg een pogrom tegen de 18 nog in de stad wonende joden. Daarbij stierf de ernstig zieke Robert Weinstein, die van zijn bed naar de straat werd gesleept en geslagen door een opgehitste menigte van SA, SS en Hitlerjugend onder aanvoering van de antisemiet Max Wolfram. Enkele meters voor zijn huisdeur werd Robert getroffen door een hartinfarct. Hij was een van de eerste slachtoffers van de novemberpogroms in Duitsland.
“De schooljeugd was zo opgehitst dat, toen het lijk van Weinstein naar Kassel vervoerd werd, brutale kinderen met stenen naar de dode gooiden en uitgelaten joelden”. (Bron: Verklaring van een neef van Robert Weinstein in 1947”.)
Zussen en broer:
Ida Weinstein, geb. 17 november 1910 te Felsberg, ging na 1933 naar Hamburg, om haar brood te verdienen als dienstmeisje. Ze keerde in mei 1933 terug in Felsberg en vertrok daarna in november 1933 naar Leipzig waar ze werd opgepakt en op 21 januari 1942 naar het ghetto van Riga werd gedeporteerd. Aankomst 24 januari.
Johanna Weinstein, geb. 1912 te Felsberg, overleed in 1928 op 16-jarige leeftijd in Treysa, Noord-Hessen.
Siegward Weinstein, geb. 1914 te Felsberg, bonthandelaar, vluchtte in februari 1936 met zijn echtgenote Else Levie naar Buenos Aires, Argentinië. Hij probeerde in briefwisselingen zijn zus Ida en broer Max over te halen om ook naar Argentinië te komen, maar zij wilden niet. Moeder Emma wilde wèl. In 1939 verliet zij Kassel, waarheen zij eerder gevlucht was, emigreerde naar Argentinië en ging bij haar zoon en schoondochter wonen. Haar verhuisspullen, opgeslagen in Kassel, werden door de nazi’s inbeslaggenomen. Haar huis in Felsberg had ze eerder tegen een fractie van de werkelijke waarde moeten verkopen.
In 1980 en 1986 bracht Siegward een bezoek aan zijn geboortedorp Felsberg. Voor zijn ouderlijk huis liggen nu vier Stolpersteine. Hij overleed in 1996 te Buenos Aires.
—————
Max verbleef enige tijd in het Duitse Brackwede. Op 11 februari 1939 kwam hij vanuit Steinau (Duitsland) naar Voorst in de provincie Gelderland. Nog geen maand later, op 22 maart 1939, vestigde hij zich in Almelo. Hij woonde bij mevrouw M. Fienerman-Reefman, Gravenweg 5 en later in de Bornschestraat 384. Op 5 februari 1940 verhuisde hij naar de Koninginnelaan 85 te Heelsum. Max was landarbeider en Palestina-pionier en werkte bij de landbouwer Jansen op de Noordberg in Heelsum, gem. Renkum.
Hij werd opgepakt en in kamp Vught geregistreerd als “Max Israël Weinstein” op 9 april 1943, landarbeider. Hij deed dwangarbeid in het “Aussenkommando Moerdijk” vanaf 29 mei 1943, arbeidsnr. 861, barak 9.
(De tweede voornaam, “Israël”, was verplicht gesteld door de Nazi’s, voor het vrouwelijk geslacht gold de toevoeging “Sara”. Het werd echter niet overal en altijd consequent toegepast).
Op transport van Vught naar Westerbork op 2 juli 1943.
Geregistreerd in Westerbork op 3 juli 1943, barak 57, “gezondheid: tamelijk”.
Op transport (ca. 1004 personen) uit Westerbork naar Auschwitz 31 augustus 1943.
De trein arriveerde in Auschwitz op 2 september 1943.
Misschien werd Max nog geselecteerd voor werk, maar daarvan ontbreekt documentatie.
Hij werd 23 jaar oud.