Jozef van Essen werd in 1896 geboren als tweede kind van Sallie van Essen en Wilhelmine Spier. Zijn zuster werd tandarts maar hij koos voor een gehele andere richting. Hij is vermoedelijk een leerling geweest op de toenmalige Amsterdamsche Kunstnijverheidsschool waar hij mogelijk de uit Almelo afkomstige Gerrit Jan Gast jr. aantrof.
Gast was een zoon van een huisschilder die na zijn studie een vervolgopleiding deed in Amsterdam. Hij was toevallig ook in 1896 geboren. Gerrits vader overleed in 1927 maar hij zag het voortzetten van het schildersbedrijf niet meteen zitten. Hij had al samen met van Essen een firma ingeschreven in het handelsregister dat textielgoederen verfde, bedrukte en appreteerde. De firma zou zich richten op het hogere segment van zijde en fluweel, vooornamelijk "kunstzinnig" en naar de laatste modetrends. Maar een fabrieksgebouw had men nog niet. Dit werd pas in 1928 aanbesteed.
Het onverwacht overlijden van van Essens vader in 1928 zal mogelijk voor hem kapitaal hebben vrijgemaakt om daadwerkelijk aan de Fortstraat 2-14 in Almelo een textielfabriek neer te zetten samen met Gast. Gast's grootvader was indertijd met de dochter van een bekende Almelose bleker getrouwd en door omstandigheden was zijn vader als kind uit een tweede huwelijk, de voornaamste erfgenaam. Beide vennoten hadden aldus een begin kapitaal.
In 1933 namen de vennoten het besluit, door de slechte economische omstandigheden, om iets anders erbij te gaan doen. Er werd een leerlooierij ingericht dat zich ging specialiseren op "exoten". De huiden van slangen, krokodillen, olifanten en mogelijk zelfs nijlpaarden werden door hen behandeld. In 1936 werd een lederhandel opgericht met de naam fa. S.J. van Essen, mogelijk vernoemd naar de vader (Salomon Jitzak) aangezien de vennoten dezelfde waren als van het textielbedrijf en leerlooierij. De moeder van van Essen, Wilhelmine van Essen-Spier werd procuratiehouder. In 1937 had men ongeveer 50 mensen in dienst.
Wat er met Jozef van Essen is gebeurd rond 1939 is nog niet bekend. Volgens een archiefkaart in het Amsterdams Archief had hij in 1939 zijn beroep als fabrikant "neegelegd". Hij werd volgens twee politierapporten, bedrijfsleider van een confectieatelier van de N.V. Stork's Confectiebedrijf in Amsterdam aan de Nieuwe Achtergracht 9 II.
Het textiel en leerbedrijf echter bleef bestaan en werd tot aan 1973 voortgezet. De Fortstraat heet nu Hofstraat. Door de strengere wetgeving rond exotische dieren en leer kon het bedrijf niet langer bestaan. De toenmalige eigenaar Bunny Gast vertrok naar Florida waar hij zonder problemen nog wel in krokodillenleer kon handelen.