Karel Tertaas was de jongste zoon in het gezin van Hartog Tertaas en Rachel Beesemer. Hij had twee oudere broers, Philip en Jacob, en een zus, Eva. Karel bracht zijn jeugd door in het hart van de Jodenbuurt. Vader Hartog was ʻschuitenvoerderʼ.
Karel volgde acht jaar lager onderwijs op een van de buurscholen en werd daarna elektricien. Tijdens de crisisjaren lukte het hem nauwelijks om werk te vinden en zat hij geregeld in de Steun, evenals zijn vader. Ze gingen meestal samen naar het stempelkantoor, tot vader Hartog in mei 1934 overleed. Karel wist daarna een marktvergunning te krijgen en vanaf juli van dat jaar stond hij met een kraam met ʻongeregelde handelʼ ‒ vaak manufacturen ‒ op het Waterlooplein. In 1935 kreeg hij een relatie met schoenmakersdochter Sara Philips uit de
Plantage Kerklaan. Het stel trouwde in april 1934 en betrok een woning in de Swammerdamstraat in Amsterdam-Oost. Sara werkt als thuisnaaister en vond later emplooi bij een firma. Het duurde enkele jaren voordat hun eerste kind geboren werd: in augustus 1940 kwam zoontje Hartog ter wereld. Sara had inmiddels geen werk meer, omdat de naaiopdrachten van Defensie uitbleven. Het jonge gezin trok in bij haar ouders op de Plantage Parklaan, omdat Sara zich ‘door de oorlogsomstandigheden’ niet meer veilig voelde in haar eigen buurt en huis.
Karel werd op zaterdag 22 februari opgepakt bij de razzia in de Jodenbuurt. Hij werd samen met de andere opgepakte mannen op 27 februari vanuit kamp Schoorl naar Buchenwald overgebracht. In dat kamp kwam hij op 13 mei 1941 om het leven. Als doodsoorzaak werd ‘sepsis bei Phlegmone rechter und linker Unterarm’ opgegeven ‒ een gefingeerde doodsoorzaak. Op 30 mei werd zijn nalatenschap via de Sicherheitsdienst in Düsseldorf naar zijn echtgenote Sara gestuurd. De urn met de as van Karel is op 23 juli 1941 bijgezet op de Joodse begraafplaats in Diemen. De nabestaanden mochten daarbij niet aanwezig zijn. Na de oorlog, in 1948, kreeg zijn urn een plaats in het monument op de Joodse begraafplaats in Muiderberg.
Toen Sara zich vijf dagen na de razzia bij het Steunkantoor meldde met een verzoek om ondersteuning, zei ze dat ze nog steeds geen idee had waar haar man was. Op financiële steun van haar vader Arend hoefde ze niet te rekenen. Hij kon als schoenmaker zelf nauwelijks het hoofd boven water houden.
Sara en zoontje Hartog werden beiden in juni 1943 in Sobibor vermoord. Karels moeder Rachel was direct na aankomst in Auschwitz in september 1942 om het leven gebracht. Ook zijn beide broers Jacob en Philip en zus Eva overleefden de kampen niet. Van het gezin Tertaas was niemand meer over.
Bronnen:
- https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/themasites/razzia/karel-tertaas/
- https://collections.arolsen-archives.org/en/search/person/130385411?s=karel%20tertaas&t=2575084&p=0