Geachte Redactie,
Zoudt u mij in uw blad gastvrijheid willen verleenen om te reageeren op een circulaire, die ik dezer dagen in mijn bus - brievenbussen zijn als papier: uitermate geduldig - vond? Bij voorbaat ten zeerste dank.
Het betreft hier een rondschrijven van een instelling, die zich SJR noemt en zich aandient niet alleen als de grootste Joodsche organisatie in Nederland, maar ook als een voor het Nederlandsche Jodendom onmisbaar instituut, dat er voor zorgt, “dat vooral de armere Joden in ons land dien moreelen steun krijgen, waaraan zij in dezen zwaren tijd zulk een behoefte hebben”. Ja, van zoo groot belang is deze stichting dat, ware zij er niet geweest, “het in Amsterdam zeker tot ongewenschte conflicten tusschen jonge Joden en hun vijanden zou zijn gekomen”. Het slot van het lied is natuurlijk een krachtig beroep op de portemonnaie van al diegenen, die de stichting nog niet geldelijk hebben bedacht en die zoo “in hun plicht te kort geschoten” zijn.
Welk nobel doel streeft de stichting dan wel na? In het kort gezegd beoogt zij de bestrijding van het antisemitisme, zooals zich dat in steeds toenemende mate in Nederland, zelfs in Nederland uit. Ik heb niet het genoegen, een van de onderteekenaars van de circulaire - ing. drs. D[avid] de Miranda, Maurits Dekker, A.S. Frank, D[avid] Witjas en dr. E[manuel] Leisen - te kennen, maar van hun inzicht in de oorzaken van het antisemitisme heb ik geen hoogen dunk. Kunnen deze heeren nu heusch niet inzien, dat het antisemitisme niet te bestrijden valt, dat het monnikenwerk is, vechten tegen de bierkaai? Heeft men niet overal ter wereld en altijd weer organisaties gesticht die het zelfde doel nastreefden, die zichzelf even onmisbaar achtten als deze Nederlandsche stichting; heeft men niet overal getracht, waar zich antisemitisme, hetzij in groven, hetzij in verfijnden vorm voordeed, hen, die zich daaraan schuldig maakten te overtuigen, hoe verkeerd zij handelden, hoe goede vaderlanders de Joden toch wel waren en hoe voortreffelijk zij hun burgerplichten vervulden. En wat heeft het alles gebaat?
Laten wij Joden toch in hemelsnaam met onze beide beenen op den grond blijven staan en ons geen illusies maken. Natuurlijk willen wij onze burgerplichten voor de volle honderd procent vervullen en natuurlijk wij gebruik maken van de rechten, die het land van onze inwoning ons toekent. Maar laten wij daarbij niet vergeten, dat dit alles ons in geen enke1 opzicht vrijwaart tegen antisemitisme. Men moge het betreuren, maar het is een harde werkelijkheid: het antisemitisme laat zich niet bestrijden. Niet door Joden en niet door niet-Joden. Wie ermee behept is, lijdt aan een chronische kwaal, een ziekte, waar geen kruid tegen gewassen is.
Als men dat eenmaal inziet is men voor veel teleurstelling, verbittering en ontgoocheling behoed.
[...]
Amersfoort, S. Hamburger Jr.
Bart de Cort, 'Als ze aan je lijf komen, gelden er andere wetten'; De Stichting tot Verdediging van de Culturele en Maatschappelijke Rechten der Joden 1938-1940 (vooralsnog onuitgegeven manuscript 2022)