Abraham de la Penha was de jongste zoon in het gezin met acht kinderen van Hartog de la Penha en Lea Pais. Zijn moeder was al 43 jaar toen ze hem kreeg, een zusje was overleden toen ze 5 jaar oud was. Vader Hartog bracht als beheerder van een koffiehuis en later als krantenloper niet veel geld binnen en hij was met zijn vrouw en kinderen al dertien keer binnen de Jodenbuurt verhuisd ‒ een teken van armoede. Toen Abraham negen maanden oud was, overleed zijn vader. Moeder Lea bleef achter met vijf meisjes en drie jongens en kreeg het financieel nog zwaarder.
Abrahams broer Benjamin, de een na jongste zoon, werd acht maanden na de dood van zijn vader opgenomen in het Portugees-Israëlietisch Jongensweeshuis aan de
Plantage Middenlaan (later in de Jodenbreestraat). Abraham ging naar dezelfde instelling toen hij 7 jaar was. In het weeshuis volgden de jongens lager onderwijs en werden zij in de gelegenheid gesteld een vervolgopleiding te doen. Benjamin ging korte tijd naar de hbs, Abraham werd banketbakker. In 1934 werd de 16-jarige Abraham opgenomen in de Joodse psychiatrische inrichting Het Apeldoornsche Bosch. Mogelijk was hij zwakbegaafd of was sprake van moeilijk gedrag. Onbekend is wanneer hij weer terugkeerde naar Amsterdam.
Na de dood van haar man is moeder Lea nog zesmaal verhuisd. Ze bleef binnen de oude Jodenbuurt wonen. Ten tijde van de bezetting woonde ze in de Rapenburgerstraat 80-II, de straat waar de Duitse politie tijdens de razzia’s van 22 en 23 februari 1941 van huis tot huis ging om Joodse jonge mannen op te pakken. Op zaterdag 22 februari werd ook de 23-jarige Abraham gearresteerd. Via kamp Schoorl kwam hij samen met honderden andere Joodse jonge mannen in Buchenwald en later in Mauthausen terecht. Vijf maanden later, op 31 juli 1941, kwam hij in dat kamp om het leven. In de kampregisters staan twee verschillende doodsoorzaken aangegeven: ‘zelfmoord’ en ‘colitus ulcerosa’, beide willekeurige, verzonnen oorzaken.
Ook neef David Kropveld, de zoon van Abrahams oudste zus Hendrika, was weggevoerd. Van het grote gezin De la Penha kwamen drie dochters en drie zoons in vernietigingskampen van de naziʼs om het leven. Ook moeder Lea overleefde de oorlog niet. Twee ‘gemengd’ gehuwde dochters, Alida en Clara, kwamen de oorlog door.
Abraham was de jongste zoon in een gezin van acht kinderen. Ten tijde van de bezetting woonde het gezin in de Rapenburgerstraat 80-II, de straat waar Duitse militairen tijdens de razzia’s van 22 en 23 februari 1941 van huis tot huis zijn gegaan om Joodse jongemannen op te pakken. Op zaterdag22 februari werd ook de 23-jarige Abraham gearresteerd. Op deze woningkaart zie je de naam van de vader van Abraham, Hartog. Stadsarchief Amsterdam Naoorlogse registratiekaart van het Rode Kruis van Abraham de la Penha. Onderzoekers ontdekten op verschillende Mauthausen-lijsten twee (gefingeerde) doodsoorzaken voor Abraham: zelfmoord en colitis ulcerosa. Collectie Rode Kruis