Albert Gumprich was in het overwegend katholieke stadje Herbern een veehandelaar. Hij had naast de handel ook een kleine winkel. Zijn familie had al generaties lang de veehandel bedreven en kwam daarbij ook regelmatig in Enschede. Hij voorzag al rond 1933 dat het opkomend naziregime niet veel goeds zou bieden en besloot naar Enschede te verhuizen met zijn vrouw Henriette Samson en vier kinderen.
Het gezin kwam eerst aan de Parkweg 27 terecht waar hij opnieuw een veehandel startte in melkkoeien en vaarzen. Zijn oudste twee dochters Hilde en Annie waren costume naaisters en hij richtte voor hen een atelier op. Enkele jaren later verhuisde het gezin naar de Haaksbergerstraat 122 om vervolgens rond 1938 naar een zijstraat aan de overzijde te verhuizen. Aan de Getfertweg had hij drie panden kunnen kopen, 45-49 waarvan een, nr 45, werd verhuurd aan een fietsenhandelaar.
Hij besloot op dat moment ook het kledingatelier over te dragen aan zijn dochters. Per mei 1938 waren alle drie zussen vennoten van het atelier Gez. Gumprich voor elegante kleding. Zijn enige zoon Karl was naar de Ambachtsschool gegaan om bankwerker te worden. Hij woonde op dat moment niet meer thuis.
In de oorlog werd hij op een gegeven moment opzettelijk voor iets "verkeerds" aangegeven bij de SD door de paardenhandelaar W. Borgers die daarvoor in 1948 bij het tribunaal terecht moest staan. Albert en zijn gezin bleven echter buiten handen van de bezetters. Wel werden de drie panden onderhands verkocht aan Christiaan Aaldert Stevens, een makelaar, in 1943 voor f.11.000,-. Volgens het grondboek woonde Albert toen verderop in de straat aan de Getfertweg 17. Stevens kocht in dat jaar meerdere panden van joodse eigenaren. Na de oorlog werd hij in 1949 failliet verklaard bij verstek en verbleef toen vermoedelijk in Duitsland.
Albert en zijn vrouw overleefden de oorlog en hij ging weer verder in de veehandel. Henriette overleed in 1948 en hij hertrouwde met Cilly Bindner. Dochter Hilde trouwde met Herbert Bou(s)cher in 1942 en dit gezin kwam in Amerika terecht waar zij hun overleving op schrift hebben gesteld. Dochter Annie trouwde in 1947 met Egon Rosenberg die al vanaf 1940 in het kamp Westerborg had gezeten maar had weten daar te overleven tot dat hij kon worden bevrijd in 1945. Hij werd belast met de administratie en kon zo menige medegevangene redden met de nodige "aangepaste documenten". De jongste dochter Ilse trouwde met de leraar Israël Heijmans. Hij overleefde de oorlog niet, zij kwam later in Israel te wonen.