Addition

Over Anne Frank

Annelies (Anne) Maria Frank.

Collectie Anne Frank Stichting, Amsterdam

Annelies Maria Frank (beter bekend als Anne Frank) werd geboren op 12 juni 1929 als jongste dochter van Otto Frank en Edith Holländer.  De eerste vier jaar van haar leven woont Anne in Frankfurt am Main (Duitsland). Zij is een vrolijke en ondeugende peuter. Zo gaat zij bijvoorbeeld volgens de hulp in de huishouding Kathi met veel plezier in een regenplas zitten en moet Kathi haar daar een verhaaltje vertellen. Eigenlijk leert Anne Duitsland niet echt kennen en zal ze altijd wat moeite met de Duitse taal houden, want als ze vier jaar is, verhuist het gezin naar Amsterdam, dit vanwege het aan de macht komen van Adolf Hitler in 1933.

De eerste jaren in Nederland heeft Anne last van gezondheidsproblemen, maar als snel komt ze daar bovenop. Otto Frank schrijft over ‘die opgewekte Anne’: ‘Ze was nog niet de kamer binnengekomen of het werd al woelig, vooral omdat ze vaak een heel stel kinderen meebracht. Ze was erg populair omdat ze ook altijd ideeën had over wat voor spel ze konden spelen en waar ze iets zouden kunnen uithalen.’ 

Anne staat graag in het middelpunt. Dat bevestigt ook haar lerares op de Montessorischool in Amsterdam. In de zesde klas (groep 8) voeren de leerlingen zelfgeschreven toneelstukjes op. ‘Anne was in haar element. Bij het schrijven had zij veel ideeën, omdat ze niet verlegen was en omdat ze anderen graag imiteerde. Ze was tamelijk klein in vergelijking met haar klasgenootjes, maar als zij de koningin speelde of de dochter van de koningin, dan was zij plotseling toch een stukje groter dan de anderen.’

Als Otto 50 wordt, schrijft hij een brief aan zijn vrouw, Margot en aan Anne. Otto schrijft daarin dat het met haar niet zo makkelijk gaat als met Margot, omdat Anne nogal eens moeite heeft om niet telkens ‘Ja, maar…’ te zeggen. Anne vindt het een ‘snoezige brief’ en plakt hem in haar dagboek. Op de envelop plakt zij een foto van haar vader. Haar vader is haar grote idool.

Op school behoort Anne, anders dan haar zus Margot niet tot de beste leerlingen. Volgens Otto heeft Anne een hekel aan rekenen, maar is ze enthousiast over geschiedenis. Als  Anne naar de middelbare school gaat, moet ze met de tram.  Anne is  een vrij sociale meid en altijd omgeven door andere kinderen. Ze was altijd het middelpunt.

Een van Annes schoolvriendinnen is Jacqueline van Maarsen. Zij vertelt over Annes uitgesproken karakter: ‘Anne was scherp in het beoordelen van anderen. Ze had haar oordeel dadelijk klaar en zei dat ook en ik denk dat het daardoor kwam dat niet iedereen haar aardig vond. Voor mij was Anne vooral een lieve vriendin. Zij wilde graag dat ik iedere dag bij haar was om met me te praten of te spelen of huiswerk te maken. Als ze alleen was, kon ze zich erg vervelen. Ik was ook graag met haar samen, maar soms had ik gewoon iets anders te doen'. 

Maar dan komt er een abrupt einde aan het contact met vriendinnen. Nadat haar zus Margot in juli 1942 een oproep krijgt om te werken in Duitsland is het voor haar ouders de reden om direct onder te duiken. In het Achterhuis wordt Anne teruggeworpen op zichzelf. Ze heeft het moeilijk als jongste onderduiker, omringd door volwassenen. En al die volwassenen hebben ook nog eens voortdurend aanmerkingen op haar gedrag. ‘Iedereen vindt me aanstellerig als ik praat, belachelijk als ik zwijg, brutaal als ik antwoord geef, geslepen als ik een goed idee heb, lui als ik moe ben, egoïstisch als ik een hap te veel eet, dom, laf, berekenend, enz. enz. De hele dag hoor ik niets anders dan dat ik een onuitstaanbaar wicht ben.’

Vooral met haar moeder Edith heeft Anne de grootst mogelijke moeite. In plaats van ‘moeder’ noemt Anne haar moeder ‘mansa’: ‘als het ware de onvolkomen mams’. Anne vindt dat een moeder tactvol moet zijn. ‘Niet zoals Mansa die me, als ik huil, niet om pijn maar om andere dingen, hard uitlacht.’

Otto merkt dat Edith en de puberende Anne niet goed met elkaar kunnen opschieten. ‘Natuurlijk maakte ik mij er zorgen over dat mijn vrouw en Anne geen goede onderlinge verstandhouding hadden. In werkelijkheid was zij een uitstekende moeder, voor wie de kinderen boven alles gingen. Ze klaagde er vaak over dat Anne op alles, wat ze ook deed, tégen was, maar het troostte haar te weten dat Anne mij in vertrouwen nam.’ Schrijven wordt voor Anne het middel om het vol te houden in de benauwde schuilplaats. Naast het dagboek is ook haar geloof een steun. ‘God heeft mij niet alleen gelaten en zal me niet alleen laten. 

Toch blijft de behoefte om te praten met een leeftijdsgenootje. Anne besluit om het gesprek aan te gaan met Peter, de 17-jarige zoon van het gezin van Pels dat onderduikt in het Achterhuis. Eerst vindt ze hem maar stom, maar al snel komen de twee dichter tot elkaar en praten ze over alles wat hen bezighoudt: hun ouders, de schuilplaats en ze schuwen ook intieme onderwerpen, zoals seksualiteit, niet. Ze worden verliefd en zoenen en knuffelen op Peters kamer en op zolder.

Anne twijfelt of haar ouders dat wel goed vinden en vindt dat ze haar vader op de hoogte moeten brengen. Eerst lijkt Otto er niet zoveel moeite mee te hebben, maar hij komt daar later op terug en wil dat geknuffel niet hebben. Anne is verbaasd. Zij vindt dat haar vader haar zou moeten vertrouwen.

Daarom schrijft ze Otto een woedende brief, een soort ‘onafhankelijkheidsverklaring’. Zij vindt dat zij helemaal alleen zelfstandig is geworden, zonder enige steun van haar ouders  en dat zij niemand nodig heeft. Haar vader mag haar niet als 14-jarige beschouwen, zij is ouder geworden door de bijzondere situatie van het Achterhuis. Zij hoeft aan niemand verantwoording af te leggen en heeft hem die brief alleen geschreven, omdat zij het niet stiekem wilde doen. Anne stelt haar vader voor de keuze: of hij vertrouwt haar en laat haar naar Peter gaan, of hij verbiedt haar alles. Ze stopt de brief in zijn jaszak. 

Margot vertelt aan Anne dat Otto de hele avond van streek is. Vooral Annes bewering dat zij geen steun heeft gehad van haar ouders raakt hem diep en dat zegt hij tegen haar. Anne beseft dat zij te hoog van de toren heeft geblazen en heeft spijt van de harde toon van haar brief. ‘Het is heel goed dat ik eens uit m’n onbereikbare hoogte neergehaald ben, dat m’n trots eens een beetje geknakt is, want ik was weer veel te ingenomen met mezelf.’ De aanleiding van het conflict lost zich trouwens min of meer vanzelf op: Annes verliefdheid bekoelt. Ze neemt meer afstand van Peter, hij daarentegen niet.

Op 28 maart 1944 horen de onderduikers in het Achterhuis op Radio Oranje een oproep van de Nederlandse minister Bolkestein. Hij is lid van de Nederlandse regering in ballinschap in London. Bolkestein vraagt de Nederlanders om papieren te bewaren, die na de oorlog duidelijk maken wat zij tijdens de Duitse bezetting allemaal hebben meegemaakt. Zoals brieven, dagboeken, of toespraken. Dat brengt Anne op een idee: ze wil na de oorlog een boek uitgeven over haar tijd in de schuilplaats. Een titel heeft ze ook al: Het Achterhuis. Vanaf mei 1944 werkt zij hard aan dat boek. De basis is haar dagboek, maar de 15-jarige Anne kijkt met een scherpe blik naar de 13-jarige Anne uit het begin van haar onderduikperiode. Ze laat veel weg en herschrijft veel. Naast haar boek houdt Anne ook haar dagboek bij.

Op 4 augustus 1944 doet een arrestatieteam van Sicherheitsdienst onder leiding van de SS'er Karl Silberbauer een inval in het Achterhuis. Alle acht onderduikers en twee helpers, Johannes Kleiman en Victor Kugler, werden gearresteerd. Het is nooit opgehelderd hoe de SD de onderduikers op het spoor is gekomenAls de onderduikers en de twee mannelijke helpers zijn meegenomen gaat Miep Gies, een van de vrouwelijke helpers het achterhuis binnen en ziet op de grond het dagboek liggen. Samen met Bep Voskuijl raapt ze het dagboek en de bijbehorende losse blaadjes op en verstopt het in de la van haar bureau. 

Na de arrestatie gaat Anne en haar de rest van de onderduikers naar kamp Westerbork. Daar belanden ze in het strafbarak omdat ze zich niet hebben gemeld. Daar moet ze batterijen uit elkaar halen en hergebruiken. Een heel vies karweitje. In september 1944 worden Anne en de rest op transport gezet naar Auschwitz.  Daar worden vrouwen en mannen van elkaar gescheiden. Ze ziet haar vader Otto voor het laatst. Samen met haar zus Margot, haar moeder Edith en Auguste van Pels komen ze door de selectie heen en moeten vreselijk werk doen onder erbarmelijke omstandigheden. Op 30 oktober 1944 belandt ze na een tweedaagse treinreis uiteindelijk in het kamp Bergen-Belsen samen met haar zus Margot en Auguste van Pels. Haar moeder Edith blijft achter in Auschwitz. Edith overlijdt op 6 januari 1945 aan uitputting, slechts drie weken voor het kamp door Russische troepen wordt bevrijdt. 

De omstandigheden in het kamp Bergen-Belsen zijn verschrikkelijk. De gevangenen krijgen nauwelijks te eten, lijden kou en door de slechte hygiënische omstandigheden worden veel gevangenen ziek, vooral door vlektyfus. 

Anne ziet in februari 1945 haar jeugdvriendin Hannah Goslar opnieuw. Hannah zit aan de andere kant van het hek in het Sternlager, een ander deel van het kamp waar ze het beter hebben. Hannah stond op de Palestina-lijst, de lijst van een groep Joden die konden worden uitgeruild voor Duitsers in het Britse mandaatgebied Palestina. Dat ze op de Palestina-lijst stonden was te danken doordat haar vader Paraguyaanse paspoorten had bemachtigd. Anne vertelt Hannah dat ze zo honger heeft en dat Margot erg ziek is door vlektyfus. Hannah weet een rode kruis pakketje bij elkaar te sprokkelen en gooit dit over het hek. Alleen vangt een andere vrouw het pakje op en rende ermee weg en geeft Anne niks. Ze huilt en schreeuwt. Hannah belooft snel weer haar iets te geven. De volgende keer dat ze elkaar zien gooit Hannah succesvol het pakketje naar Anne. Ze spreken elkaar nog één keer. 

Anne en haar zus Margot sterven in februari 1945 in Bergen Belsen aan vlektyfus. Ze is slechts 15 jaar oud. Enkele weken later wordt het kamp bevrijd door Britse eenheden. Haar vriendin Hannah overleefde de oorlog samen met haar zusje Gabi.

Ook haar vriendin Jacqueline van Maarssen overleefde de oorlog. Dit was te danken door haar christelijke moeder. Die kon de letter "J" (joods) uit haar persoonsbewijs verwijderd krijgen door connecties bij de SD. Hierdoor bleef arrestatie voor de familie van Maarssen uit. 

Van de acht onderduikers overleeft alleen haar vader Otto de kampen. Als hij hoort dat zijn dochters Anne en Margot niet meer terugkomen, geeft Miep Gies het dagboek aan Otto wat ze al die tijd in haar bureaula heeft bewaard. Otto leest het dagboek en besluit het uit te geven. In 1947 wordt het uitgegeven onder de titel die Anne koos: Het Achterhuis.

 

Bron: annefrank.org/nl