Op zaterdag 7 november 1942 werden de broertjes Benjamin en Louis Bobbe door hun tante Leentje Fleurima-Fuld bij het Centraal Israëlitisch Wees- en Doorgangshuis aan de Roodenburgerstraat 1a in Leiden afgegeven. Benjamin was op dat moment drie jaar, Louis nog maar één jaar en acht maanden oud. Hun vader heette Michel Bobbe. Hij was bonthandelaar van beroep. Hun moeder Eva Bobbe-Fuld was fabrieksarbeidster. Michel en Eva woonden na hun huwelijk op verschillende adressen in Rotterdam. In mei 1940, na het verwoestende bombardement op die stad, kwam het gezin in Den Haag terecht.
Toen Michel Bobbe begin oktober 1942 door de Duitsers werd opgepakt, besloot Eva onder te duiken. Maar ze vond het niet verstandig om de kleine Benjamin en Louis aan de gevaren van een ondergronds bestaan bloot te stellen. Ze zocht naar een adres waar ze haar peuters tijdelijk veilig onder kon brengen.
Eva’s twee jaar oudere zus Leentje stelde het Joodse Weeshuis in Leiden voor, waar haar tweelingzoontjes Louis en Melna al sinds 1939 inwoonden. Eva stemde in. Leentje bezorgde Eva een onderduikadres in Den Haag en leverde de broertjes Bobbe op 7 november 1942 af op de Roodenburgerstraat. Ze zouden er 131 dagen blijven. Hun opgepakte vader Michel was intussen al via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd.
Eva’s hoop, dat de Duitsers het Leidse Weeshuis zouden ontzien, bleek vals. Op 17 maart 1943 stopten twee busjes van de lokale vervoermaatschappij Eltax rond vijf uur ’s middags voor de deur van het Weeshuis. Leidse politieagenten omsingelden het gebouw en gaven bevel het pand te ontruimen. De jongste bewoners werden met de busjes naar het station gebracht, de oudere volgden te voet. Na uren in gesloten treinwagons te hebben gewacht werd het weeshuispersoneel met de bewoners naar Westerbork afgevoerd. Ze zouden zeven weken in het kamp doorbrengen. Op het eind van dat verblijf werd de weeshuisfamilie opgesplitst.
Op 4 mei 1943 vertrok een trein vanuit Westerbork met 1187 mensen aan boord – waaronder Benjamin en Louis Bobbe – voor een reis van drie dagen naar Sobibor. De broertjes Bobbe reisden hun dood tegemoet zonder hun vertrouwde weeshuisbegeleiders, omdat die vier dagen eerder al op transport naar het Oosten waren gezet.
Op 7 mei 1943 werden alle inzittenden van de trein direct na aankomst in Sobibor vermoord. Louis Bobbe was met zijn twee levensjaren het jongste Leidse weeshuiskind dat in de gaskamers stierf. Benjamin Bobbe werd vier jaar oud.
Toen Eva van haar zus Leentje hoorde dat het weeshuis was ontruimd besloot ze zichzelf in Scheveningen aan te geven. Ze kwam in concentratiekamp Vught terecht. Een maand na haar eigen kinderen ging ze op transport naar Westerbork. Op 8 juni 1943 werd ze met meer dan 3.000 lotgenoten naar Sobibor afgevoerd waar ze na aankomst in de gaskamers werden vermoord.
Vader Michel, het dan nog enige in leven zijnde gezinslid, werd begin februari 1945 van Auschwitz naar Buchenwald overgeplaatst. Daar bezweek hij op 1 maart 1945 in de ziekenbarak ten gevolge van hartzwakte en pleuritis.
Leentje had haar tweeling Louis en Melna Fleurima vijf maanden voor de ontruiming uit het weeshuis gehaald. Het gezin overleefde de oorlog omdat de vader de Haïtiaanse nationaliteit bezat.
BRONVERMELDING:
Liliane Fleurima
Netty van Hoorn
Machseh Lajesoumim - A Jewish Orphanage in the City of Leiden, 1880-1943 / Jaap W. Focke / © 2021, Amsterdam University Press.
website Stichting Herdenking Jodenvervolging Leiden: https://herdenkingleiden.nl/weeshuis/namenpagina-weeshuis/benjamin-en-louis-bobbe/