Mijn opa Karel van Thijn werd geboren in Nieuwe Niedorp in een straatarm gezin. Op z'n vijfde verhuisden ze naar Alkmaar. De armoede schreed voort. Karel moest van zijn moeder een vak leren en kwam op een drukkerij terecht. Daar bleek hij niet goed in letterzetten, maar wel in het verkopen van boekjes ansichtkaarten. Zijn vader werd in 1910, toen Karel 14 was, opgenomen in het Apeldoornsche Bosch. Karel zag overal handel in: lompen, glaswerk, haring verkopen aan de deur. Totdat hij de zakkenhandel ontdekte. Hij bouwde tot de oorlog een mooi bedrijf op. In 1922 trouwde hij met Eva Loonstijn. Ze kregen drie kinderen: Louise (mijn moeder) in 1923, Hanna in 1926 en een doodgeboren dochter in 1933. Mijn oma begon een manufacturenwinkel vlak na hun trouwen in de Landstraat, later verhuisden ze naar de Snaarmanslaan 67 in Alkmaar. Ze hadden het tot de oorlog goed. Op 5 maart 1942 werden ze gedwongen te evacueren naar Amsterdam, waar ze eerst introkken bij de zus van Eva, Kitty, aan de Nieuwe Prinsengracht. Een paar maanden later moesten ze daar weg omdat er familie van de man van Kitty (Sam Biloen) bijkwam en verkasten ze naar de Hoendiepstraat. Ze trokken in bij de familie Bolle. Karel wilde op 5 mei 1942 nog een keer naar Alkmaar om geld te innen van klanten. Hij had hiervoor toestemming. Hij werd opgepakt omdat hij geen jodenster op zijn regenjas had (wel op zijn overjas en colbert). Hij werd gevangengenomen in de gevangenis aan de Weteringschans, waar het er niet zachtzinnig aan toe ging. Op 9 juni werd hij overgeplaatst naar Kamp Amersfoort. Op 15 juli vertrok mijn opa met het eerste transport via Westerbork naar Auschwitz. Daar werd hij op 7/8 augustus 1942 vermoord (vergast) door de nazi's.
Addition