Addition

De Halverstadbrug

Net op tijd gevlucht uit Westerbork

By: Walter

Raphaël Halverstad, vernoemd naar zijn grootvader, werd in 1904 in Amsterdam geboren en kreeg Felix als roepnaam. Zijn een jaar jongere zus heette Schoontje. Hun vader Emanuel was groentehandelaar en zijn moeder Alida of Aaltje zorgde voor het kleine huishouden, zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Felix doorliep zes klassen van de lagere school en ging daarna naar de openbare handelsschool, vastbesloten om net zoals zijn vader te gaan handelen. In 1923 werd hij goedgekeurd voor de militaire dienst en werd ingeloot, om op 5 oktober 1924 te gaan dienen. Hij wachtte dit echter niet af en ging al een jaar eerder een vrijwillige verbintenis aan bij het landstormverband. Een jaar later zou hij zijn opleiding tot onderofficier afbreken en ging hij met groot verlof.

Op 7 maart 1924 verloofde Felix zich met Esther of Elly Kesnar. Het zou nog vijf jaar duren voor dat ze zouden trouwen. Elly kwam net zoals Felix uit een klein gezin met slechts één oudere broer. Ze trouwden in het bijzijn van alle wederzijdse ouders. Emanuel Halverstad, diamantslijper Nathan Kesnar en zijn vrouw Sara de Bruin tekenden de huwelijksakte. Aaltje van Emden staakte haar poging en gaf aan ‘wegens zenuwachtigheid niet te kunnen tekenen’. Elly’s broer Maurits was niet aanwezig bij het huwelijk. Hij was violist van beroep en speelde onder andere bij het Amsterdam Symfonie orkest, het Wiesbaden Symfonie Orkest en de Koninklijke Nederlandse Opera. In maart 1923 emigreerde hij naar de Verenigde Staten om eerste violist te worden bij het Minneapolis Symfonie Orkest.

Kantoorbediende Felix en Elly betrokken na hun huwelijk een woning op nummer 8 in de Kazernestraat, op de tweede verdieping. Ze verhuisden in 1931 naar de Jekerstraat 60, wederom op de tweede verdieping. Hier werd in 1935 hun dochter Edith geboren en in 1937 volgde nog een laatste verhuizing naar een tweede verdieping, dit keer Beethovestraat 109. Een jaar later overleed Sara en bleef Nathan als weduwnaar achter. Hij verhuisde in juni 1938 naar Rusthuis Kloet, Nieuwe Prinsengracht 4.

Maurits Kesnar zou zijn rijke carrière verder in de Verenigde Staten vervolgen en trouwde met Mary Geis. Hij nam haar waarschijnlijk in 1930 mee, toen hij met de SS Statendam van de Holland-Amerika Lijn Nederland bezocht. In 1931 kregen zij hun enige zoon Peter. Door zijn emigratie kwam hij onder de nazi-verschrikkingen uit. Maurits was overigens niet de eerste uit de familie die de grote oversteek maakte. Al in 1894 beproefden zowel zijn vader als grootvader tegelijkertijd hun geluk in de diamantindustrie in New York. Om een paar maanden later alweer terug te keren naar Amsterdam.

Nadat Felix zijn diploma behaalde aan de openbare handelsschool, behaalde hij ook zijn kandidatuur Handelswetenschappen. Hij werd daarnaast nog twee keer opgeroepen om te dienen, want zowel in 1933 als in 1934 kreeg hij weer groot verlof. Waarschijnlijk werd hij in 1939 nog een derde keer opgeroepen, nadat op 28 augustus 1939 de algemene mobilisatie in Nederland werd aangekondigd. Op 1 november 1939 werd hij echter ontslagen wegens gebreken.

Toen de oorlog uitbrak woonde Nathan Kesnar nog in het rusthuis. Schoontje Halverstad was kantoorbediende en woonde bij haar ouders aan de Hondiepstraat 15. Ze zou nooit trouwen. Nadat ze haar baan kwijtraakte werd ze in oktober 1941 leerling kraamverzorgster onder de vleugels van de Joodse Raad. In het Joodsche Weekblad van februari 1943 valt te lezen dat ze met goed gevolg haar opleiding had beëindigd. Het navrante is dat er in die periode niet veel Joodse bevallingen meer zijn geweest.

Felix wist snel een positie te verwerven binnen de Joodse raad. Dit zal er ongetwijfeld voor hebben gezorgd dat hij begin 1942 niet werd opgeroepen voor een Joods werkkamp in Nederland. Vanaf juli 1942, toen de transporten op gang kwamen, werd hij officieel ‘gesperrt’ en werkte hij voor de afdeling Expo aan de Jan van Eijkstraat. In augustus 1942 trad hij officieel in dienst bij de Joodse raad en zijn positie zorgde er ook voor dat zowel zijn ouders als zijn schoonvader een ‘Sperre’ kregen.

Vanaf november 1942 werd Felix assistent van Walter Süskind in de Hollandsche Schouwburg en werkte hij met Süskind en Henriëtte Pimentel aan het opzetten van een systeem om Joodse kinderen (en volwassenen) te laten ontsnappen en onderduiken. Hij had als taak om iedereen die in de Hollandse Schouwburg werd binnengebracht, te registreren. Felix had een talent om goed te kunnen vervalsen. Hij verwijderde kinderen weer uit de administratie en zorgde ervoor dat ze uit de schaduwadministratie, die de nazi’s bijhielden, werden verwijderd. De kinderen werden vanuit de Creche (tegenover de Schouwburg) naar de Hervormde Kweekschool gebracht en vandaaruit naar buiten gesmokkeld. Ongeveer zeshonderd kinderen werden op deze wijze gered.

Begin juni 1943 trok Nathan officieel in bij het gezin van Emanuel Halverstad. Het zou slechts van korte duur zijn, want ze werden allemaal op 20 juni 1943 in Westerbork ingeschreven. Het feit dat Emanuel, Aaltje en Nathan een ouderverklaring hadden, omdat Felix voor de afdeling Expo van Joodse Raad werkte, kon hen niet meer redden. En ook Schoontje had geen enkele waarde meer als kraamverzorgster in de gedecimeerde Joodse gemeenschap. Het is denkbaar dat zo zich op het laatste moment nog hebben geprobeerd om onder te duiken. Zowel Schoontje, Emanuel als Nathan werden namelijk in een strafbarak geplaats. Aaltje kwam terecht in barak 57, die vandaag de dag bekend staat als de barak van Anne Frank, waar ze batterijen moest demonteren. Op 7 september 1943 werden Emanuel, Aaltje en Schoontje samen naar Auschwitz gedeporteerd en Nathan volgde vier dagen later. Alleen Aaltje werd nog geselecteerd om dwangarbeid te verrichten en kreeg een latere datum van overlijden.

Felix werd op 29 september 1943 in Westerbork ingeschreven, zo’n drie weken nadat zijn (schoon)familie was weggevoerd. Dit was tegelijkertijd met het opheffen van de Joodse Raad en hij arriveerde met het laatste Jodentransport uit Amsterdam. Zijn vrouw Esther en hun dochter Edith zaten op dat moment al ondergedoken. Felix werd in barak 64 geplaatst, dat in die periode als een ‘goede barak’ werd beschouwd. Hier kwamen Joden terecht met een goede reputatie. Het bijzondere is, dat het feit dat zijn vrouw en dochter al onder de radar waren verdwenen, hem kennelijk niet werd aangerekend. Hij zou ruim een jaar in Westerbork geïnterneerd blijven, maar wachtte zijn deportatie niet af. Medio oktober 1944 wist hij uit Westerbork te vluchten en onder te duiken. Hij overleefde zo de oorlog, net zoals zijn vrouw en dochter.

Na de oorlog kreeg Felix het Verzetsherdenkingskruis en in het centrum van Amsterdam is de, in 1995 naar hem hernoemde Halverstadbrug, een blijvende herinnering aan zijn bijdrage om honderden Joodse kinderen te redden uit handen van de nazi’s.

All rights reserved