Addition

Het gezin van Fritz Binasch

Op vrijdag 2 oktober 1942 rijdt er ’s avonds een vrachtwagen voor op de Wildernislaan 8. Er stappen politieagenten uit die naar het verscholen huis lopen en aanbellen. Lilli Binasch , hoogzwanger van haar derde kind doet open. Ze is alleen met de kinderen want haar man Fritz is sinds augustus werkzaam in een werkkamp. Zij en haar kinderen moeten meekomen. Ze protesteert, ze is immers al bijna 8 maanden zwanger, maar de politieagenten zijn onvermurwbaar, ze moet toch mee, samen met haar hevig geschrokken kinderen. De volgende morgen, als ze inmiddels in Arnhem is, wordt besloten dat ze toch weer terug naar huis mag.

Ze keert de zelfde dag weer naar Apeldoorn terug, samen met haar kinderen. Op zondag 4 oktober,  Simchat Thora (Vreugde der Wet-feest), wordt Claire Ruth geboren. Lilli zal nog vier maanden in haar huis kunnen blijven.

 

Lilli en Fritz wonen, samen met hun twee kinderen Herman Ernst en Roza Eva,  vanaf de herfst van 1940, in dit huis aan de Wildernislaan 8. Ze zijn gevlucht uit Den Haag waar ze in 1934 zijn gaan wonen.

Siegmund Fritz Binasch is in 1902 in Posen, het huidige Poznan, in Polen geboren. Poznan maakt tot het eind van de Eerste Wereldoorlog deel uit van het Duitse Rijk. De joden maken in hier een belangrijk deel uit van de Duitstaligen. Na de annexatie door Polen vertrekt een meerderheid van de Duitstaligen en dus ook joden. Fritz trekt ook met zijn ouders naar Berlijn en daar ontmoet hij Lilli Elden die in 1905 in Berlijn is geboren.  Ze trouwen in september 1934 en komen dan naar Den Haag. De Neurenbergerwetten en de angst voor Hitler en wat dat zou beteken voor joden maakt het leven voor joden in Duitsland namelijk steeds moeilijker. Omdat Lilli zwanger is van haar eerste kind, zal er ook een drang zijn om voor het kind een beter toekomst te zoeken. In Den Haag gaat het gezin wonen  aan de Van Alkemadelaan 197. Op 7 december 1934 wordt hun zoon geboren en krijgt de naam Herman Ernst.  Drie en een half jaar later, op 3 juli 1938,  wordt Roza Eva geboren.

Fritz begint in Den Haag een bedrijf in Finse houtwaren en producten van houtveredeling. Hij onderhoudt contacten met diverse landen en levert ook producten aan aannemers in Nederland. Fritz ontwikkelt zich in korte tijd tot een bekende succesvolle ondernemer.

Het Duits militair gezag zoekt voor de oorlog samenwerking met ondernemingen die zij voor de oorlogsindustrie kan gebruiken; zo heeft men behoefte aan hoogwaardig multiplex.

Fritz heeft hieraan hoop ontleend dat hij en zijn gezin in hun nieuwe vaderland betrekkelijk veilig zijn. Een van de laatste grote transacties waarbij het bedrijf betrokken is, betreft de levering van Fins hout aan Nederland en België ter waarde van drie miljoen Reichsmark. Eind 1940 wordt zijn bedrijf overgenomen door een zgn. Verwalter, een door de nazi’s aangewezen zaakwaarnemer.  Maar door de oorlog is het steeds moeilijker om de zaak overeind te houden. De import van hout komt helemaal stil te liggen.

Na de verhuizing naar Apeldoorn in 1940 laat Fritz zijn bedrijf daar in maart 1941 inschrijven in verband met de ‘verkoop van Zweedse en Finsche houtwaren’.

Ondertussen is hun zoon Herman Ernst zes jaar geworden en wordt hij ingeschreven op de Berg en Boschschool aan de Soerenseweg. Hij zal vanaf september 1941 naar die school gaan. Maar de maatregel dat joodse kinderen alleen nog naar joodse scholen mogen, treft ook Herman.

Hij blijft thuis en bij de start van de joodse school in december start hij in de 2e klas. Omdat hij dan de eerste klas lijkt over te slaan, is hij mogelijk toch al naar de Berg en Bosschool geweest.

Lilli heeft in die tijd contact met een andere joodse ouder van de Berg en Bosschool. In september 1941 gaat ze op bezoek bij de familie Cohen aan de Jachtlaan 140.  Maar het wandelwagentje waarmee ze op pad gaat, wordt gestolen uit de tuin bij de familie Cohen. Lilli doet aangifte.  

In augustus 1942 moet Fritz, net als vele andere joden, naar een werkkamp en komt terecht in ’t Schut bij Ede. Maar dit duurt maar kort.  Bij de ontruiming van de werkkampen op 2 oktober 1942 en de deportatie naar Westerbork,  heeft hij ongetwijfeld hoop zijn vrouw en kinderen weer terug te zien. Maar daar hoort hij  dat Lilli en de kinderen ‘voorlopig’ in Apeldoorn zijn gebleven.

Vooruitlopend op de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch moesten vrijwel alle overgebleven joden zich rond 19 februari 1943 daar melden. Hier werden ze geïnterneerd. Lilli en de kinderen waren daar ook bij. De dag na de ontruiming werd het gezin naar Westerbork gedeporteerd  Daar ziet ze na 5 maanden eindelijk Fritz weer terug. Het zal ongetwijfeld een heel emotioneel tijd voor het gezin zijn.

Op dinsdag 11 mei 1943 worden zij, met in totaal 1446 mensen, opeengepakt in goederenwagons, gedeporteerd naar vernietigingskamp Sobibor en daar direct na aankomst vermoord.

 

Bronnen:

  1. Delpher

  2. Arolsen Archives

  3. Coda (lijst razzia oktober 1942, politierapport, lijst werkkampen, lijst internering ab, leerlingenlijsten joodse school)

  4. Wijkblad Berg en Bos, maart 2019, Het Verdriet van Berg en Bos, Bart Meijer

  5. Nederlands Beheersinstituut, dossier Binasch