Addition

Krantenartikel 26-01-1934: Kunst Siegfried Gillis

CENTRAAL BLAD VOOR ISRAËLIETEN IN NEDERLAND VAN 26 JANUARI 1934

Een tweede krantenartikel over mijn opa en zijn kunstwerken verscheen op 26-01-1934 in het CENTRAAL BLAD VOOR ISRAËLIETEN IN NEDERLAND.

 

                                                                  KUNST.

                                                         SIEGFRIED GILLIS

                                                Een origineel en talentvol schilder

 

   Een dezer dagen hadden wij het genoegen een onderhoud te hebben met den Joodschen kunstschilder, Siegfried Gillis, een Duitscher, die wegens de ongelukkige gebeurtenissen in Duitschland, zijn geboorteland moest verlaten en die zich sinds enkele maanden in Amsterdam gevestigd heeft. Hoewel deze talentvolle kunstenaar in ons land nog niet bekend is, heeft hij in Duitschland reeds sinds jaren een groote vermaardheid verkregen. Vele van zijn schilderstukken en penteekeningen waren in openbare verzamelingen ondergebracht.

   Siegfried Gillis is 16 Mei 1887 te Berlijn geboren. Hij stamt uit een in Duitschland zeer bekende Chazoniem-familie; alhoewel hij reeds op zeer jeugdigen leeftijd een groote kunstneiging bleek te bezitten, had zijn vader hem voor koopman laten opleiden. Tenslotte echter won zijn kunstzinnigheid het van zijn koopmanschap en reeds op achttienjarigen leeftijd, werd hij als leerling aan de Berlijnsche Königliche Künstchule aangenomen, terwijl hij daarna de Academie van het Künstgewerbemuseum bezocht. Zijn leermeesters waren voornamelijk Julius Michaelis die de oude schildersschool vertegenwoordigde en Zuckor, die hem de moderne richting bijbracht. Reeds in zijn leertijd viel hij op door zijn stillevens van ritueele gebruiksvoorwerpen, zijn z.g. Mekoum Hattefillo. Hieruit bleek wel, welk een voortreffelijke artistieke waarde in zijn werk zat.

   In den oorlog streed hij aan verschillende fronten, in Rusland, België, en Frankrijk, terwijl hij zich na het sluiten van den vrede in Essen vestigde. Hier produceerde hij tallooze kunstwerken, schilderijen en penteekeningen. Van de laatste mogen wij vooral noemen zijn Oost-Joodsche karakterkoppen, Joodsche tafereelen en bijbelse motieven. We zagen o.a. “Talmud Thora”, “Raaw Omar” (interessante Oost-Joodsche studiekoppen),”Der Maggid”, “Tasjlieg”, Der Ewige Jude” (nachtwacht), Jeremia op de puinhopen van Jerusalem, eenige zelfportretten, allen getuigende van een sublieme kunstopvatting. Vooral zijn linoleumsneden maken grooten indruk. Eén van deze,”De Sjoelklopper”, heeft Gillis ten behoeve der verloting van kunstwerken, ten bate van het “Noodfonds 1933” voor de Joodsche vluchtelingen afgestaan. Het origineelvan “Beth Hammidrasj”, was in de Ammersloge te Gelsenkirche ondergebracht. Na de Nat.-Soc. Revolutie werd dit kunstwerk uit de loge verwijderd, zonder dat men weet, waar het gebleven is. Gillis zond hierop een protestschrijven naar Hitler, waarin hij vroeg, wat deze kunst met Nationaal-Socialistische politiek te maken heeft.

   Maar ook het feit, dat Gillis aan het front gestreden heeft, heeft hem niet voor een onheuglijke bejegening gevrijwaard en zoo nam Gillis het besluit, naar ons land uit te wijken.

   Naar hetgeen Gillis ons mededeelde, hoopt hij ook in ons land spoedig bekend te worden.

Vele bekende kunstcritici in ons land, als de heeren Paul Sanders, kunstcriticus van “Het Volk”, Jo Spier, de Kunsthandel Buffa, zijn vol lof over de kunst van dezen schilder. Zijn werken zijn, volgens deze kunstkenners, levendig en origineel en volmaakt van techniek. Het is inderdaad te hopen, dat het dezen kunstenaar gelukken zal, zijn kunst, waarvoor Duitschland hem geen plaatst meer biedt, met succes voort te zetten. Hij is de belangstelling ten volle waard.