Binnenkort mag ik naar het Nationaal Archief om daar enkele CABR-stukken in te zien. Dat zijn archiefstukken van de Bijzondere Rechtspleging. Daarin is informatie te vinden over verdachten en daders van misdaden begaan tijdens de bezetting van 1940 - 1945. Mij gaat het niet om de daders. Mij gaat het om de informatie die over hun slachtoffers te vinden is in die stukken.
Je mag de stukken inzien, maar je mag er geen kopieën van maken. Wel mag je met een potloodje zoveel als je wilt overschrijven uit de documenten. De zo verkregen informatie mag je echter weer niet publiceren. Ik begrijp dat wel, de onschuldigen moeten zoveel mogelijk beschermd worden. En wellicht geldt dat ook voor de schuldigen. Om moeilijkheden te voorkomen wil ik nu maar alvast openbaar maken wat ik weet. Dat is heel weinig. Veel te weinig. Maar ik wil u graag deelgenoot maken van dat weinige.
Ik heb mijn boek 'De oorlog van mijn vader' de ondertitel meegegeven 'een halve familiegeschiedenis'. Half omdat de familie gedecimeerd is door de Tweede Wereldoorlog, en half omdat ik lang niet iedereen heb kunnen noemen. Zo ook Selma van Hasselt, een verre achternicht van mij. Ik wil die omissie graag zoveel mogelijk rechtzetten. Daarbij speelt een rol dat Selma zich actief heeft verzet tegen de nazi's.
Mijn moeder zei altijd 'Vrienden kies je, familie niet'. Het leek een veroordeling in te houden van 'familie', maar waarschijnlijk bedoelde mijn moeder dat helemaal niet. Ik heb als kind zoveel niet geweten, niet begrepen en verkeerd geïnterpreteerd. Voor mij was die uitspraak van mijn moeder het zoveelste gewicht dat werd toegevoegd aan de zwaarte van het taboe over de Tweede Wereldoorlog. Dat taboe maakte het spreken over familie en familiebanden, zeker als dat met De Oorlog te maken had, vrijwel onmogelijk. Misschien was de enige uitzondering mijn oom Simon. Naar hem waren twee scholen genoemd. Van hem werd door de familie een dichtbundel gepubliceerd. Anderen noemden zijn naam. Om hem kon je niet heen. Simon, die niet was teruggekeerd uit De Oorlog.
Pas later, veel later kwamen andere namen.
Nog maar heel kort geleden kwam ik de naam tegen van Selma van Hasselt. Mijn ouders heb ik nooit over haar horen spreken. Dat betekent overigens allerminst dat zij haar niet gekend zouden hebben. Haar moeder en twee zusjes hebben de oorlog overleefd. Mijn zus Winnie meent te weten dat er wel contact was geweest met deze familie, maar ja, ook Selma behoorde tot de Verloren Oorlog. Daarover spreken was zwaar. Zeker met de kinderen.
Mijn zus Winnie houdt de stamboom bij. Daaruit viel gemakkelijk te lezen dat mijn vader een achterneef had die Samuel van Hasselt heette. Zij hadden een gezamenlijke overgrootvader: Heiman Heimans van Hasselt. Dat maakt dat ik en Samuels dochter, Selma, genealogisch tot dezelfde generatie behoren. Chronologisch is er echter een enorm verschil. Zij is aanmerkelijk eerder geboren dan ik, namelijk in 1920.
Toen de oorlog in Nederland kwam was Selma net twintig geworden. Ik heb geen overleveringen of documenten waaruit blijkt hoe zij dat heeft ervaren. Mogelijk was zij als jong volwassen vrouw met heel andere dingen bezig. Bij voorbeeld met haar vriend Marcus Gerson Velleman, kortweg Max. Dat is één van de weinige historische feiten die ik boven water kon krijgen. In het Nieuwsblad van het Noorden van 29 augustus 1941 staat een advertentie waarin de verloving tussen Max en Selma wordt aangekondigd. De bezetting is dan al meer dan een jaar gaande. De eerste anti-joodse maatregelen zijn ingevoerd. Was het prille liefde tussen twee twintigers in een beklemmende wereld of meer een verstandsverbintenis die het makkelijker en dragelijker zou moeten maken de moeilijke tijden het hoofd te bieden? Bij gebrek aan nadere informatie kunnen we er alleen maar naar gissen.
Vanaf die tijd waarin de verloving wordt aangekondigd, wordt het voor Joden steeds moeilijker in Nederland. Wie nog twijfelde werd nu geconfronteerd met een steeds sneller steeds slechter wordende situatie.
De grootvader naar wie Selma's verloofde Max vernoemd is, Marcus Velleman, sterft een natuurlijk dood op 67-jarige leeftijd, op 3 december 1941. In de rouwadvertentie, die ook in het Nieuwsblad van het Noorden is geplaatst, staat Selma niet met naam genoemd, maar wel als 'verloofde' van Max. Waarschijnlijk moet ik daar niet teveel achterzoeken, maar allerlei hersenspinsels strijden om voorrang om deze anonimiteit te verklaren.
Heeft Selma op dezelfde tijd als haar vader een oproep gekregen om zich te melden voor werkverruiming in Westerbork? Dat is waarschijnlijk, maar bij mij onbekend. Wat ik weet is dat Selma's vader, Samuel van Hasselt, al in de eerste fase van de jodenvervolging in Westerbork is ingeschreven. Dat is de tijd dat er nog geen spoorlijntje was aangelegd van Hooghalen naar het kamp. De opgeroepen joden moesten lopen. Naar het kamp en bij deportatie van het kamp. Bij de eerste transporten mochten de gedeporteerden nog plaatsnemen in passagierswagons. Pas in Duitsland werden zij overgeladen in veewagens.
Samuel werd ingedeeld in het achtste transport dat vanuit doorgangskamp Westerbork plaatsvond. Dat transport vertrekt op 6 augustus 1942 naar Auschwitz. Direct na aankomst - op 9 augustus 1942 - is Samuel vermoord. Van dit transport is maar één overlevende geregistreerd.
Selma had zich niet aangemeld om naar Westerbork te gaan en dook onder. Het is onbekend hoe ze is ondergedoken en waar ze zich schuilhield.
Over haar jongere zus, Henriëtte, weten we wel iets meer. Zij was ondergedoken in Appelscha, maar werd na verraad gearresteerd. Dat was op 12 mei 1943. Ze was toen net 18 geworden. Over haar arrestatie staat een uitgebreid verslag op www.joodsmonument.nl. Na haar arrestatie werd zij naar Westerbork gebracht en ongetwijfeld opgenomen in een strafbarak. Zij werd ingedeeld in het eerstvolgende transport van dinsdag 18 mei. In die trein van 48 wagons werden 2511 mensen vervoerd. Niemand van dit transport heeft de oorlog overleefd. Henriëtte Alyda van Hasselt werd direct bij aankomst op 21 mei1943 in Sobibor vergast. (zie ook http://www.joodsmonument.nl/ )
Hiermee heeft haar oudere zus Selma zowel Henriëtte als haar vader overleefd. Niet voor lang echter. In hoeverre deze deportaties bij Selma bekend waren, kunnen we niet zeggen. Wel weten we dat Selma zich vanuit de onderduik aansloot bij een verzetsgroep, in eerste instantie bij de Trouw-groep. Deze groep produceerde en verspreidde het illegale blad dat eerst de Oranjebode heette en later Trouw. Op een systeemkaart uit de Groninger Archieven wordt haar naam verbonden met grootheden uit het verzet als Johannes Post en Bob Scheepstra. Vanuit deze groep werd gewapend verzet gepleegd. Dat bestond o.a. uit overvallen op plaatsen waar veel distributiebonnen waren. Die bonnen waren onontbeerlijk voor een organisatie die onderduikers hielp. Bonnen, wapens, illegale bladen moesten allemaal verspreid worden. Hierin had Selma waarschijnlijk een rol. Zij trad op als koerierster.
Zo tegen het eind van 1943 werd Arnhem een belangrijk knooppunt voor de top van het verzet. Selma werkte voor die top. Op één van haar treinreizen tussen Arnhem en Utrecht is ze op 28 januari 1944 door een vroegere schoolgenoot, de SS-er Jacob van der S., herkend. Ze werd gearresteerd door hem en een beruchte politieagent, Abraham K., die het tot zijn specialiteit had gemaakt om ondergedoken joden op te sporen. Van Abraham K. wordt verteld dat hij stelselmatig arrestanten mishandelde. Na de oorlog is hij als oorlogsmisdadiger bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Hij is ontkomen naar Argentinië waar hij in 1996 is overleden.
Waarschijnlijk vermoedden de Duitsers haar verzetsactiviteiten. Hoe haar ondervragingen moeten zijn geweest, kunnen we alleen maar raden. Pas op 28 februari wordt Selma overgebracht naar Westerbork [zie 'Corretie': datum moet 8 februari zijn]. Ze slaagde erin contact te leggen met haar verzetsgroep, maar een poging om haar te helpen ontsnappen werd als te riskant beschouwd. Haar lijdensweg zal dan nog ongeveer een jaar duren.
Zoals gebruikelijk met strafgevallen werd zij in een strafbarak geplaatst (barak 67). Vervolgens is zij met het eerstvolgende transport (3 maart 1943) naar Auschwitz gevoerd. Deze trein telde ‘slechts’ 732 gedeporteerden. Hiervan worden 179 mannen en 76 vrouwen toegelaten in het werkkamp. De 477 anderen worden vermoord in de gaskamer. Selma behoort tot de 76 vrouwen die slavenarbeid mogen verrichten
Zij heeft het eind van de oorlog niet gehaald. Zij sterft in of bij Malchow, aan het eind van de oorlog, waarschijnlijk eind februari / begin maart 1945. In Malchow was een subkamp van Ravensbrück. In die tijd worden veel gevangenen vanuit Auschwitz vervoerd naar kampen verder verwijderd van het front waar het oprukkende Rode Leger de Duitsers steeds verder terugdringt.
In Malchow moesten de gevangenen werken in een munitiefabriek. Of Selma daar ooit gewerkt heeft is onzeker. Malchow was overvol aan het eind van de oorlog. Het gold ook als doorgangskamp voor zogeheten dodenmarsen. Gevangenen werden in hun toch al slechte lichamelijke conditie (ondervoeding, tuberculose, typhus) op zinloze tochten gedwongen zich letterlijk dood te lopen. Van Selma is noch haar sterfdatum noch de precieze plaats van overlijden bekend.
In het boek ´Het Grote Gebod´ van H. van Riessen staat Selma nog vermeld als protestant en als verpleegster. Beide horen bij haar illegale identiteit en zijn vermoedelijk onjuist. Ze was Joods en staat in andere archieven te boek als kantoorbediende. In 1938 komt zij echter intern te wonen op de Haagweg 377 in Den Haag. Waarschijnlijk volgt zij daar een opleiding tot verpleegkundige in de psychiatrische inrichting Oud-Rosenburg. De bewoners van Oud-Rosenburg worden in februari 1943 naar Westerbork vervoerd. Op het Joods Digitaal Monument staat dat zij als alias mej. Van der Heuvel gebruikte. Voor zover ik weet is dat mogelijk ook niet helemaal correct. Het was mej. Van Heul. Althans die informatie komt uit het boek ‘Het Grote Gebod’ en het staat op de al eerder genoemde systeemkaart in de Groninger Archieven. Die namen zijn nu niet zo belangrijk meer. Dat zij maar lang herinnerd mag blijven als Selma van Hasselt.
SELMA EN MAX
Op het adres Folkingestraat 3 in Groningen woonde het gezin van Salomon en Hendrietta Velleman. Het bestond verder uit een dochter Frouke Leentje en een zoon Marcus Gerson. Blijkens bijgaande advertentie uit het Nieuwsblad van het Noorden is Selma van Hasselt met Max verloofd op 31 augustus 1941. We mogen aannemen dat Max de roepnaam was van Marcus.
Hendrietta en Frouke zijn op 5 november 1942 in de gaskamers van Auschwitz vermoord. Voor vader Salomon is de sterfdatum 28 februari 1943 opgegeven. Van Marcus Gerson (Max) Velleman is niet meer bekend dan dat hij ergens verdwenen is in Midden-Europa en dat hij geacht wordt niet meer in leven te zijn na 31 maart 1943.
We mogen aannemen dat Selma’s geliefde Max vrij kort na haar Vader Samuel op transport is gesteld. Met die wetenschap is Selma in het verzet gegaan.