Beatrice Scheffelaar-Polk was in juni 1940 getrouwd met Wim Scheffelaar. Ze had toen al een zoon, Mattheus Nico, die Wim Scheffelaar erkende als de zijne.
In 1942 dook het gezin onder. Wim Scheffelaar kwam in Hilversum terecht op de Egelstraat 21. Beatrice en haar zoon Mattheus Nico komen op de Multatulilaan 32 in Hilversum terecht. Om in hun onderhoud te voorzien werkt Wim Scheffelaar bij een boekhandel in Hilversum.
Uiteindelijk wordt Wim Scheffelaar verraden door een mede-onderduiker die tegen de lamp is gelopen en die zijn eigen hachje hoopt te redden door hem aan te geven.
Begin januari 1944 vindt een inval plaats op de Multatulilaan, waar Wim Scheffelaar op dat moment net zijn vrouw en stiefzoon bezoekt. Hij ontkent Joods te zijn en toont de rechercheurs van politie inderdaad een persoonsbewijs zonder J. In werkelijkheid is de in Paramaribo geboren Wim Scheffelaar wel degelijk joods. Hij wordt vrijgelaten, maar Beatrice en Mattheus Nico worden overgedragen aan de SD.
Wim Scheffelaar overleeft de oorlog, hertrouwt in 1949 en is in 1976 overleden.
Bron: 'Vogelvrij. De jacht op de joodse onderduiker', Sytze van der Zee, Amsterdam 2010.