Ik was in die tijd een meisje van een jaar of tien. Mijn vader was de brugwachter, Evert Stok. Wij woonden in het huisje pal naast de brug, aan het begin van de Schippersgracht.
Dorie kwam wel eens bij mij spelen en ze logeerde ook wel eens een nachtje bij ons. We speelden samen in de keuken, bij het kacheltje. Zij was voor mij net een zusje. Ik was enig kind dus ik vond het heel leuk als ze kwam. Minnie en Fritz kwamen niet veel buiten, maar kwamen toch soms bij ons op bezoek. Ik kon ze goed verstaan en ook mijn ouders konden goed met hen praten.
Omdat hij brugwachter was mocht mijn vader ook ’s avonds buiten komen, hij droeg daarvoor een speciale band om zijn arm. Hij moest dan bv de Duitsers helpen met het inladen van gevorderde auto’s. Hij moest de brug dan omhoog doen en zo konden de Duitsers dan de auto’s in een vrachtwagen duwen. Zo hoorde hij denk ik wel eens wat er te gebeuren stond en dan kon hij de fam. Blau waarschuwen. Zo wist mijn vader soms dat er razzia’s kwamen.
Op de Schippersgracht, naast Concordia was een sigarenfabriekje. Daaronder was een kelder, die mijn vader als schuur mocht gebruiken. Maar mijn vader zat bij de ondergrondse. Dus in die kelder stond de illegale radio en daar waren vergaderingen van het verzet. Maar het was ook een schuilplaats voor Minnie en Fritz, als er razzia’s dreigden. Ze sliepen er soms een nacht en dan logeerde Dorie bij ons in huis.
Mijn vader zag dat Minnie en Fritz werden opgepakt toen ze uit de kerk kwamen. Hij ging er naar toe en wist Dorie mee naar huis te nemen. Nu heb je een zusje, zei hij, en zette haar bij mij op de grond. Maar de boel werd verraden en tot groot verdriet van ons allemaal werd Dorie diezelfde avond alsnog ook opgehaald.
Verhaal op verzoek geplaatst door de Redactie.