Verhaal

Biografie fam Pollux

Wie waren zij en wat hebben zij betekend

Door: van Dijk

Uitgesproken ter gelegenheid van het plaatsen van "Stolpersteine" op 10 april 2014 bij hun laatste woonadres.

Aan mijn moeder Door: van Dijk
Alle rechten voorbehouden

1923. Mijn moeder, Pietertje Willemina Roskam (1902-2002) toen 21 jr, was pas gediplomeerd als verpleegster. Zij ging werken bij het Groene Kruis in Rotterdam in de wijkverpleging en zij kwam bij de fam. Pollux in pension.Haar vader Daniël Roskam (1862-1959) keurde haar keuze af. Opa was meester-meubelmaker in Sliedrecht, met een goed lopende zaak. Hij vond dat zij thuis diende te blijven, haar moeder helpen en wachten op een man. Dat zij buitenshuis ging werken - in loondienst nog wel - voelde voor hem als gezichtsverlies in maatschappelijk opzicht. Alsof hij niet in staat zou zijn voor haar te zorgen. Bovendien kon hij niet accepteren dat zij zijn geloof de rug toekeerde en niet meer naar de kerk ging. In zijn ogen leefde zij in een goddeloze wereld, dat niet goed kon gaan. Dat was voor beiden toentertijd heel pijnlijk. (Later zijn zij nader tot elkaar gekomen en hebben zij zich met elkaar verzoend.)Als mijn moeder na haar werk bij de fam. Pollux thuiskwam werd zij hartelijk ontvangen en verzorgd en verwend. Brandina (49) was een lieve zorgzame vrouw, die lekker kookte. En in de winter, als de bloemen op de ramen stonden, kreeg zij een hete waterkruik mee.Het klikte snel tussen beiden. Zij en haar man begonnen haar als hun dochter te behandelen. Er ontstond een hartelijke vriendschap en mijn moeder belandde als het ware in een emotioneel warm bad.Op donderdag avonden namen zij haar mee uit naar cabaret- en theatervoorstellingen, en naar concerten. Naar het prachtige danspaleis Pschorr aan de Coolsingel met optredens van niet alleen Nederlandse artiesten zoals Pisuisse, Speenhoff, Louis Davids en Fien de la Mar. Maar ook Franse zoals Josephine Baker en Mistinguett en Lucienne Boyer.Herman Romer schreef in zijn boek “Pschorr Rotterdam” in 2002 over de sensationele glazen dansvloer, waar modieuze dansen werden geïntroduceerd, zoals de charleston en de mysterieuze tango. Het waren de zogenaamde “roaring twenties”. Rotterdam kende toen een bruisend uitgaansleven. Voor mijn moeder, geboren en getogen in Sliedrecht, streng christelijk opgevoed, was de omgang met hen een openbaring en een absolute cultuurshock. Zij hebben een belangrijk aandeel gehad in haar sociaal- en culturele ontwikkeling.

1930. Zij waren wijze en bezorgde mensen.Deze foto is genomen op 3 sept 1930 te Hoek van Holland, ter gelegenheid van het huwelijk van mijn ouders. Zij waren daar resp 56 en 50 jr.Zij waren bezorgd en hebben het huwelijk sterk afgeraden. Zij vonden dat mijn ouders niet bij elkaar pasten. Maar mijn moeder was eigenwijs, zoals zij het zelf noemde, en zette toch door. En zij hebben een vooruitziende blik gehad want mijn moeder had geen gelukkig huwelijk. Na de oorlog is zij gescheiden.

1942. Beiden werden bij een razzia met andere Joodse Rotterdammers tussen 60 en 96 jr opgehaald op 8 okt 1942 en via Loods 24 naar kamp Westerbork gebracht. Vandaar naar Auschwitz gedeporteerd op 6 nov 1942 en aldaar vergast op
9 nov 1942. Brandina was toen 68 jr en Noach was 62 jr. Toen ons het gerucht van die razzia bereikte zijn we meteen naar hun huis gegaan. Helaas waren we te laat, zij waren inderdaad weg. Navraag bij het Rode Kruis in 1945 leverde niets op. Wij wisten niet wat er was gebeurd. Tot 1950 gezocht, zonder resultaat. Vorig jaar toen ik fotoboeken en albums doorbladerde vond ik foto’s en correspondentie van hen. En toen ben ik gaan speuren in het archief van Rotterdam. Daar vond ik dat pas in 1951 hun overlijdensakte was ingeschreven. Helaas hadden wij daarna nooit meer navraag gedaan. Mijn moeder heeft nooit geweten wat er precies is gebeurd maar we vermoedden het wel, natuurlijk. Zij heeft veel van hen gehouden.

Het waren onafhankelijke, lieve en zorgzame mensen
Die de voeten van mijn moeder warmden
Haar hart verwarmden
Niets misdaan, niemand tot last
Op wrede, barbaarse wijze vermoord
Hun laatste ogenblikken . . . .Onvoorstelbaar . . . Onverdraaglijk . . . . Niet verdiend. Zoals al die anderen met hen. Zij zijn deel van mijn geschiedenis, van úw geschiedenis, van ónze geschiedenis. Dat kan nooit uitgewist worden!
“De dood is nooit het einde van het verhaal, er zijn altijd sporen”
Het geeft me veel voldoening om met elkaar deze sporen, deze “Stolpersteine”, op hun laatste woonadres Frank van Borselenstraat 13-b te Rotterdam, aan te brengen.
Ina van Es: “Ze zijn weer genoemd en gekend”.
Ik ben de laatst levende die hen heeft gekend. En ik heb ik het gevoel alsof we hiermee de zielen van hen en mijn moeder ook weer een beetje bij elkaar brengen.
Een overwinning op de vergetelheid!

Leiderdorp, 10 april 2014
Nel M. van Dijk-Rentenaar
cc: Yad Vashem, Jerusalem
Kamp Westerbork, Hooghalen

Alle rechten voorbehouden