Betje Goldsteen bleef nadat haar echtgenoot was gearresteerd wonen in de Dorpsstraat B 30 Laag-Keppel, samen met haar twee jonge kinderen.
Op 20 september 1942 dook ze met haar zus onder in Utrecht. In november verliet ze haar onderduikadres om plaats te maken voor haar zoon, die daardoor de oorlog overleefde. Zelf verbleef zij daarna op verschillende adressen in Utrecht totdat ze eind september/begin oktober werd gearresteerd. Ze kwam op 9 oktober 1943 aan in Westerbork waar zij werd gehuisvest in strafbarak nummer 67. Op 19 oktober werd ze op transport naar Auschwitz gesteld.
Toevoeging van een bezoeker van de website
De burgemeester van Hummelo en Keppel verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Betje Jacobs-Goldsteen. Zij was woonachtig in Laag-Keppel op het adres B 30. Zij werd er van verdacht van woonplaats te zijn veranderd zonder daartoe de vereiste vergunning te hebben. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken.
Als signalement wordt gegeven: 'lang 1.70 m, zwart haar, zwarte wenkbrauwen, bleeke gelaatskleur, gaaf gebit'.
Algemeen Politieblad, nr 39, 1 oktober 1942, 1111, bericht 2093
Deze persoon wordt herdacht op een gedenkteken in Hummel en Keppel en op een gedenkteken in Doetinchem. Een beschrijving van deze gedenktekens is te vinden op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.