George Okker ging naar de Ulo, waar hij Frans en Engels leerde. George werd kantoorbediende en was lid van een banjoclub. Hij werd in februari 1941 gearresteerd. Hij behoorde tot de groep joodse mannen die als represaillemaatregel voor ongeregeldheden in Amsterdam werd opgepakt. Op het moment van zijn arrestatie stond George Okker op het punt om te gaan vissen. Hij had geen idee waarom hij mee moest. Men vroeg zich af of hij opgepakt werd omdat Nederlands-Indië, waar hij geboren was, ook in oorlog was. George Okker werd naar kamp Schoorl gebracht en vervolgens naar Buchenwald en Mauthausen.
Van George werden twee brieven ontvangen. Eén van 1 augustus 1941 waarin hij onder meer schreef: 'ich denke oft an Haus und an Homoet'. Homoet was de bakker, in de Tweede Jansteenstraat 64-66.
De tweede brief was van 31 augustus 1941. Het kleine briefformulier was toen niet half volgeschreven. Daarna kreeg de familie te horen via de huisarts, door een van de buren ingeschakeld, dat George overleden was.
Toevoeging van een bezoeker van de website
Biografie