Jacob Blanes was een zoon van David Blanes en Sophie Buitenkant. Zijn vader was achtereenvolgens diamantwerker, depothouder, ritueel opzichter en commissionair. Het gezin woonde in Parijs, waar Jacob is geboren. Het gezin keerde terug naar Amsterdam, waar ze woonden in de Weesperstraat 51.
Jacob kreeg zijn opleiding aan het opleidingsinstituut Ets Haim van de Portugees-Israëlietische gemeente. Hij legde het examen af voor godsdienstonderwijzer van de middelste rang, waarna hij sofeer en moheel werd.
Hij trouwde op 31 juli 1901 met Eva Mozes Polak, op 5 oktober 1878 geboren in Aarlanderveen. Zij was een dochter van de ambtenaar Mozes Juda Polak en Elisabeth ter Beek.
In 1899, Jacob was 22 jaar oud, werd hij door de
Sefardische gemeente van Paramaribo gevraagd chazan te worden. Hij nam de benoeming niet aan. Hij solliciteerde als chazan in Den Haag. Zoals gebruikelijk, moest hij in een openbare dienst voorgaan. Op grond van zijn prestaties werd hij door de betalende gemeenteleden gekozen. Op 12 mei 1902 volgde hij chazan Isaac Oeb Brandon op.
Jacob Blanes speelde een actieve rol in de joodse gemeenschap. Hij was bestuurslid van het genootschap “Abodath ha-Kodesj”, in 1820 opgericht ter bestudering van de tora. Hij was tweede secretaris van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland en hij was actief binnen het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der Gevangenen.
Na een doodgeboren zoon kregen Jacob Blanes en zijn vrouw Eva Mozes Polak nog drie kinderen: Sophia in 1903, Elisabeth in 1905 en David in 1909. Op 15 maart 1934 stierf Eva Mozes Polak thuis. Het gezin woonde toen in de Muiderstraat 7 in Amsterdam, om de hoek bij de Portugese synagoge.
Jacob Blanes werd bij de razzia van 26 mei 1943 opgepakt en gedeporteerd.
Z. Bar, 'De familie Blanes', Misjpoge. Verenigingsblad van de Nederlandse Kring voor joodse genealogie 16 (2003) no 3, 74-77
Biografie