Olga van Beek-Bock leefde gescheiden van haar echtgenoot Jacob van Beek. Na een moeizame tocht vanuit Wenen is zij in Amsterdam aangekomen. In 1942 is Olga Bock op straat opgepakt omdat haar jodenster niet opgenaaid, maar opgespeld was, wat in de daaropvolgende week in Het Joodsche Weekblad leidde tot een extra waarschuwing. Olga Bock heeft enige tijd vastgezeten in de gevangenis aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Met een straftransport is zij naar Westerbork en drie dagen later naar Auschwitz vervoerd, waar zij direct na aankomst is omgebracht.
Het verhaal van Olga van Beek-Bock werd door haar dochter, op zoek naar de ontbrekende gegevens over haar tot dan onbekende moeder, beschreven:
E. van Beek, Twee vrouwen en een jas (Kwadraat, Utrecht 1994)