Biografie

Over Arnold Houtkruijer (Nol) en zijn vrouw Mirjam Wallinski.

Arnold Houtkruijer, doorgaans Nol genoemd, was onderwijzer van beroep en hij was een zoon van Isaac Houtkruijer en Keetje Fransman. Hij trouwde op 17 December 1941 in Amsterdam met Mirjam Wallinski, een dochter van de in Kiev geboren Max Wallinski en de Amsterdamse Raatje Waterman.  Arnold en Mirjam hadden geen kinderen.

Arnold had nog broer Max en een zus Henriette, die net als hijzelf, als ook zijn ouders, tijdens de Sjoa werden vermoord. Zijn vrouw Mirjam kwam uit een gezin van vier dochters, waarvan de oudste, Chaja, de oorlog heeft overleefd. Mirjam’s zusje Rebecca stierf op 13-jarige leeftijd in 1939, en is begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.  Haar jongste zusje Sara, zijzelf, als ook haar ouders zijn tijdens de Holocaust vermoord.

Arnold woonde met zijn ouders in de Kromme Mijdrechtstraat 104 II in Amsterdam en Mirjam’s ouderlijk adres was IJselstraat 2 II  maar na hun huwelijk vonden Arnold en Mirjam  in Januari 1942 woonruimte in de Rijnstraat 87 I hoog. Echter in October 1942 stond Arnold weer ingeschreven op zijn ouderlijk adres Kromme Mijdrechtstraat 104 II. (mogelijk om zijn zieke ouders bij te staan). Zijn vrouw bleef in de Rijnstraat wonen tot Januari 1943. Toen verhuisde zij naar de Transvaalstraat 91 II en per 20 Mei 1943 werd haar adres Waalstraat 97 II in Amsterdam.

Volgens gegevens van zijn registratiekaart van de Joodse Raad was Arnold Houtkruijer sinds 24 September 1941 “waarnemend schoolhoofd van de school op de Sparrenweg 11 in Amsterdam”. (¹) Per 13 Juli 1942 werd Arnold werkzaam voor de Joodse Raad en “gesperrt wegens functie”. Ook zijn vrouw Mirjam kreeg deze vrijstelling van deportatie “bis auf weiteres” vanwege haar echtgenoot.

Volgens de registratiekaarten uit de cartotheek van de Joodse Raad werden Arnold en Mirjam beiden “opgeroepen”. (opgeroepen 533/15 en 533/16). Het is echter onduidelijk of zij daar al dan niet gevolg aan gegeven hebben.  Op Arnold’s registratie kaart is op 25 Februari 1943 een aantekening gemaakt dat “hij met zijn ouders is meegenomen, die wegens ziekte uitstel hadden en op gehaald zijn. Is onderwijzer en waarnemend hoofd van de School Sparrenweg. Sperr stempel 84285. Expo heeft meegedeeld dat hij vrijgelaten wordt. Waarschijnlijk bij vergissing doorgestuurd naar Westerbork.  En op 4 Maart 1943 wordt er op zijn kaart vermeld dat hij niet in het kamp aanwezig is en er nooit geweest is”. (Later blijkt dat Arnold naar het concentratiekamp Vught is gestuurd).

Het is niet onmogelijk dat Arnold Houtkruijer en zijn vrouw Mirjam  zich hebben ontrokken aan de oproep voor de “Arbeitseinsatz”. Het lijkt zeker dat Arnold  in de eerste maanden van 1943 is opgepakt en in de gevangenis op de Amstelveenseweg in Amsterdam terecht is gekomen. Vandaar is hij naar het concentratiekamp Vught afgevoerd (²). Op 9 Mei 1943 wordt hij vanuit Vught naar Westerbork overgebracht waar hij moest verblijven in barak 57. Op 18 Mei wordt Arnold Houtkruijer op transport gesteld naar Sobibor, waar hij bij aankomst op 21 Juni 1943 onmiddellijk werd vermoord.

Zijn vrouw Mirjam Wallinski was wegens de functie van haar echtgenoot vanaf 24 September 1942 eveneens “gesperrt”. Haar laatst bekende adres was per 20 Mei 1943 Waalstraat 97 II in Amsterdam. Door kennelijk niet aan de “oproep” gehoor te geven is Mirjam Wallinski zeer waarschijnlijk  begin 1944 opgepakt en als “strafgeval” op 20 Januari 1944 afgevoerd naar Kamp Westerbork. Zij werd ingesloten in strafbarak 67 totdat zij vijf dagen later als “strafgeval” op transport gesteld werd naar Auschwitz, waar zijn bij aankomst op 28 Januari 1944 onmiddellijk werd vermoord.  

Bronnen:  Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Arnold Houtkruijer, Isaac Houtkruijer, Mirjam Wallinksi, Max Wallinski en Raatje Waterman; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Arnold Houtkruijer, Isaac Houtkruijer, Mirjam Wallinksi, Max Wallinski en Raatje Waterman.

Andere bronnen:

(¹) Uit het “Geheugen van Oost”: https://geheugenvanoost.amsterdam/page/47115/louise-de-colignyschool:  Onder Duits beleid mochten joodse kinderen niet langer bij andere kinderen in de klas zitten. Er vond binnen de scholen een groter verhuizing plaats van scholen en onderwijzend personeel. Klasgenootjes, vriendjes, vriendinnetjes mogen niet langer bij elkaar in de klas zitten. Allerlei scholen werden samengevoegd. Op de Sparrenweg 11 kwamen de "Camperschool" en de Vrolikschool" terecht in het gebouw Sparrenweg.

(²) Over Kamp Vught uit http://www.nmkampvught.nl/historische-informatie/: In 1942 werd begonnen met de bouw van Konzentrationslager Herzogenbusch, zoals Kamp Vught officieel heette. Toen de eerste uitgehongerde en afgebeulde gevangenen in januari 1943 uit Amersfoort aankwamen, was het kamp nog niet af. Dat mochten de gevangenen zelf afbouwen. De miserabele omstandigheden kostten in de eerste maanden al enige honderden mensen het leven. In totaal werden ongeveer 32.000 mensen tussen januari 1943 en september 1944 korte of langere tijd opgesloten in het kamp. Naast 12.000 joden zaten in Vught onder meer politieke gevangenen, verzetsstrijders, Sinti en Roma (‘zigeuners’), Jehovah’s getuigen, zwervers, zwarthandelaren, criminelen en gijzelaars.

Alle rechten voorbehouden