Hartog zat van 9 september 1896 tot 12 juni 1905 op de Groningse dovenschool. Volgens de gegevens van de school was hij doof geboren. Behalve dat Hartog doof was, was hij ook slechtziend. Hij leerde op het Blindeninstituut in Amsterdam braillelezen.
[Als godsdienst wordt de Nederlands-Israëlitische geloofsgemeenschap vermeld in de archieven van de Groningse dovenschool.]
Hartog leerde het vak van kleermaker en werkte in Hamburg en Emden.