Marianne (Marianna) zat van 8 september 1879 tot het schooljaar 1888/1889 op de Rotterdamse dovenschool. Voor het onderwijs werd 60 gulden betaald. Volgens de gegevens van de school was zij als gevolg van een hersenziekte op de leeftijd van 9 maanden doof geworden.
Haar vader was broodbakker van beroep.
Marianne behoorde tot de Nederlands-Israëlitische geloofsgemeenschap, waar zij volgens de archieven van de school op 3 juli 1886 belijdenis deed.