Verhaal

Tegenwoordig Amsterdam

Een gedicht van Ellen Vyth

Door: Myriam D

Tegenwoordig Amsterdam

Ellen Vyth 1942

Ik sta op een bruggetje over een gracht
En ik sta en ik tuur in al die pracht.
Ik zie hoe het zonnetje ons verlaat
En het lijkt of ze in’t water ondergaat.
Nu een dikke nevel op komt dagen
En ik vergeet al mijn zorgen en plagen.
Ik vergeet dat ik gisteren nog klaar stond om op te marcheren
Om misschien nooit weer naar Amsterdam terug te keren.
Zes hemden, vier broeken, drie wollen jurken
Zo lig ik s'nachts in mijn bed te snurken.
Want s’nachts om halfeen kunnen ze ook nog komen,
Dan ben je meteen klaar om op te stomen.
Maar gisteren ging het nog eens goed
D‘rom hou ik ook verder goeden moed.
Want nu de nevel op komt dagen
Vergeet ik al mijn zorgen en plagen.
En ik vergeet ook toen ik mevr. A tegenkwam
En twee uur moest luisteren naar haar gezwam.
Ik vroeg haar per ongluk hoe thuis alles was
Toen kreeg ik te horen een roman eerste klas.
Oh, dank U was het antwoord voor het vriendelijke woord,
Heeft U dan nog niet van ons mazzeltje gehoord?
Dat Sammetje 6 weken met roodvonk heeft gelegen
En dat Oma nu eindelijk suiker heeft gekregen.
De attesten zijn prachtig, wel wat zegt U ervan,
Maar luistert U verder of het nog beter kan.
Opa heeft ontdekt dat door zijn aderen vloedt
Van het echt zuivere Germaanse bloed.
Trouwens U ziet het aan Brammetje ook wel goed.
Die prachtige ogen en die Germaanse moed.
En ik antwoord, zonder dat ik het hinderen kan
Oh, ja ik ken wel die kleine man.
U bedoelt, met die zwarte haren en die kromme neus
En in zijn geheel is het ook wel geen reus.
Maar de rassenkunde is bij mij een sof
Dus neemt U me niet kwalijk voor U is’t een bof.
Toen wou ik afscheid nemen, maar ze was nog niet klaar
En ik hier ook maar niet met woorden spaar.
En ik weet dat het jullie razend interesseert
Haar overgrootmoeder die heeft hem gesmeerd.
Oh juffrouw die had een goeie aan de hand,
Die zit nu veilig en wel in Zwitserland.
En pappa die heft nu verlagerungswerk,
En mijn oudste U weet wel die was nooit zo sterk
Die kon net nog onder bij de Joodse Raad
Nou dat is werkelijk ook niet zo kwaad.
Natuurlijk bent U dan gesperrt door Uw man.
Ja zeker, maar in een rusthuis ik ook onder kan.
Maar weet U of ze vanavond weer gaan beginnen?
Oh jemech ik ben nog niet klaar met mijn dingen.
Ons porselein, dat is nog thuis
Want onze bew-arier is niet helemaal pluis.
En dat boodschappen allemaal in die twee uur
Ik raak er helemaal van overstuur.
Je krijgt het allemaal niet gedaan
Het is waar, je moet overal veel te lang staan,
En ik antwoord, U kletst ook veel te veel
Dat hele gedoe hangt me nu mijn keel.
Stel je voor met zoiets in Westerbork samen te moeten huizen
Dan liever met vlooien, ratten en muizen.
Voor zulke mensen is best en oké
Geef hun een chambre separé
Ik heb toen vlug van mevr. A. afscheid genomen
En hen zo op mijn bruggetje gekomen.
En nu een dikke nevel op komt dagen
Vergeet ik al mijn zorgen en plagen.
En ik vergeet ook dat er Joden bestaan
Die onderling zo veel kwaads hebben gedaan.
Die schelden de Duitse Joden hebben de schuld
Wij waren in Nederland altijd geduld.
Waarom kwamen zij hier naar Amsterdam
Zij zijn toch van een hele andere stam.
Wij waren toch haast allen Portugezen
D’rom motten we nooit in Polen wezen.
Wat jammer dat dit ook nog moet zijn.
Dat doet iemand die echt Joods voelt werkelijk pijn.
Want treft het noodlot ons niet allemaal
En is Hebreeuws niet onzer aller moedertaal.
Hebben we niet allen hetzelfde geloof aan een land.
D’rom is het hetzelfde of je Duitse Jood bent of een uit Nederland.
De nevel is nu een dikke muur geworden
Daar is plaats genoeg voor al mijn plagen en zorgen.
En ik droom nu van slagroom, van koek en van wijn.
En wanneer mag er eindelijk vrede eens zijn.
En ik droom van een prachtige autoped
Daarop heb ik mijn hele gedachten gezet.
Dat is het ideaal van heden en morgen
Als je daarop zit vergeet je zeker je zorgen.
Dan voel je je zo licht en fijn
Hoe kan het leven anders zijn.
En ik droom van een concertzaal vol met mensen
Wat kan men zich nog verder wensen?
Nu stak ik echter op de gracht
En staar en tuur in al die pracht.
Maar plotseling bestaan er geen dromen meer,
De kerktorenklok haalt uit acht keer.
En ik ren naar huis, maar dan sta ik even stil
Mijn laatste wens: Zo lang op straat te mogen zijn als men wil.