Isaac Boeki, geboren op 14 Juli 1919 in Anderlecht, was een zoon van de op 21 Februari 1890 in Rotterdam geboren Wolf Isaac Boeki en de Antwerpse Judith Stad, geboren 24 mei 1893. Voor zover kon worden nagegaan was Isaac Boeki ongehuwd.
Isaac had nog een broer en twee zussen: een ruim 4 jaar jongere zuster Sara, die op 15 December 1915 in Amsterdam was geboren, een 7-jaar jongere broer Joël, die op 19 September 1926 in Brusel was geboren en een nóg jongere zuster Willy, geboren in Luik op 6 December 1934.
Na zijn geboorte verhuisde Isaac met zijn ouders nog meerdere keren: op 24 Augustus 1927 vanuit Brussel naar Rotterdam; de familie woonde daar op de Stationsweg 14b, per 25 November 1927 op de Nieuwe Binnenweg 320c; daarna volgde nog een verhuizing naar de Crooswijkscheweg 148a maar per 7 April 1928 wordt het gezin ambtshalve uitgeschreven uit het Rotterdamse Bevolkingsregister naar Parijs. Op 3 September 1928 keren zij vanuit Parijs terug, echter nu naar Den Haag, waar zij wonen op de Gedempte Burgwal 28 maar na enkele weken alweer, op 29 September 1928 worden zij afgeschreven uit Den Haag naar Parijs.
Het is niet bekend hoe het de ouders van Isaac is vergaan. Wolf Isaac Boeki en zijn vrouw Judith Stad zijn mogelijk nog voor het uitbreken van de oorlog overleden, of hebben de Holocaust overleefd. Van Isaac’s broer Joël Boeki is eveneens niet bekend of hij de Sjoa heeft overleefd.
Zijn beide zusters Sara en Willy Boeki echter zijn op 15 Januari 1944 vanuit Mechelen met Konvooi XXIII (23) gedeporteerd naar Auschwitz. Het Memoriaal van de deportatie de Belgische Joden vermeld het navolgende over dit transport:
Het 23e transport is een Joods transport en bestaat uit 662 personen, waaronder 62 kinderen. 5 gevangenen zullen ontsnappen voor de grens en een van hen wordt ter plaatse neergekogeld. De lijst van het konvooi wordt aangevat vanaf 22 September 1943. Tot 10 Januari daalt het gemiddelde aantal inschrijvingen in Mechelen tot 6 per dag. Van de overgebleven 657 personen van het 23e konvooi worden er 420 onmiddellijk bij aankomst vergast en 237 personen worden ingeschreven in het kamp. Uiteindelijk overleefden slechts 97 personen op 8 Mei 1945.
Het 23e Konvooi kwam op 17 Januari 1944 aan in Auschwitz. Het is niet bekend of Sara en Willy behoorden tot de groep van 420 of van 237 personen. Hun exacte datum en ook de plaats van overlijden is niet bekend.
Isaac Boeki zelf werd op 20 September 1943 met Konvooi XXIIa (22a) vanuit Mechelen naar Auschwitz gedeporteerd en arriveerde daar op 22 September 1943. Over dit transport wordt in het Memoriaal van de deportatie der Belgische Joden het volgende geschreven:
Het 22e Transport A was een zogenaamd “gewoon” transport. De letter A – van het Duits Ausländisch – betekende dat dit konvooi was voorbehouden aan Joodse vreemdelingen. Volgens het deportatieprogramma, dat in de zomer van 1942 was opgesteld, zouden er vanaf Juni 1943 geen Joodse vreemdelingen meer in België mogen zijn. Dit werd echter niet verwezenlijkt. Joden zijn steeds moeilijker op te sporen; zij hebben al meer dan een jaar ervaring in het onderduiken. Sinds het vertrek van het 21e konvooi van 31 Juli 1943 was het slechts mogelijk om maar 639 personen samen te brengen voor het 22e konvooi van 20 September. Ondanks de voorzorgsmaatregelen, zullen nog 8 gedeporteerden voor de grens ontsnappen.
Het Konvooi 22A werd samengevoegd met Konvooi 22B, wat voorbehouden was voor Joden met de Belgische nationaliteit. In totaal werden er met beide konvooien uiteindelijk 1425 gedeporteerden in Auschwitz aangevoerd, waarvan 875 personen bij aankomst op 22 September 1943 onmiddellijk werden vergast. 550 personen werden in het kamp ingeschreven en in totaal waren er slechts 51 overlevenden van deze transporten op 8 Mei 1945. Isaac Boeki is vermoedelijk in Auschwitz om het leven gebracht maar de exacte plaats en datum is niet bekend.
Bronnen o.a. Stadsarchief Rotterdam, Bevolkingsregister en inschrijvingen van Wolf Isaac Boeki; het gemeente archief van den Haag, gezinskaart Wolf Isaac Boeki en het Memoriaal van de deportatie der Belgische Joden, blz. 32, 33 en 120.