Eva de Bruin was de jongste van de vier kinderen van Simon de Bruin en Hester Ligtenstein. Zij trouwde op 4 Juni 1941 in Amsterdam met de leerbewerker Joseph Waas, een zoon van Juda Waas en Betje Schelvis. Het paar woonde in de Staalstraat 13 I in Amsterdam. Hun huwelijk bleef kinderloos.
Eva werkte vanaf 20 Augustus 1941 bij de confectiefabriek Hollandia Kattenburg. Om te voorkomen dat de Duitsers het bedrijf overnamen, traden de Joodse bestuurders in november 1940 af en lieten het bedrijf door niet-Joodse bestuurders leiden. Maar de bezetter plaatste het bedrijf toch onder een Duitse bewindvoerder, een Verwalter. Het bedrijf leverde ook aan de Duitse Wehrmacht en dat was de reden dat de Joden bij Hollandia vrijgesteld waren van transport, net zoals hun gezinnen. Ze waren economisch belangrijk. Maar in 1942 werden het aantal Joden dat in opdracht van Berlijn “geleverd” moest worden uit Nederland niet hoog genoeg. Rauter, de SS-er die hier verantwoordelijk voor was, slaagde erin om een deel van de Joden bij Hollandia Kattenburg verdacht te maken. Er werden 130 van de 367 Joodse personeelsleden wegens zogenaamde sabotagedaden gearresteerd en naar de strafgevangenis van Scheveningen gebracht. Daar werden ze zo mishandeld dat ze hun “misdaden” bekenden, hoewel zij ze niet gepleegd hadden.
Uit een aantekening op de registratiekaart van Eva Waas-de Bruin blijkt, dat ook Eva valselijk beschuldigd was van sabotage en de avond van 11 November 1942 in de Scheveningse gevangenis terecht is gekomen. Zij is pas op 26 November naar Westerbork overgebracht en in het kader van de zogenaamde “gezinshereniging” met haar echtgenoot Joseph Waas ingesloten in barak 72. Joseph Waas was al op 12 November naar Westerbork afgevoerd en verbleef daar al. Volgens een aantekening op zijn registratiekaart blijkt, dat hij op 23 November 1942 heeft “verzocht” om “op zijn vrouw te mogen wachten” echter zij blijkt een “strafgeval” te zijn en “wachten was daarom niet mogelijk”. Verzoek afgewezen.
Op 30 November 1942 vertrok het zogenaamde “Kattenburg transport” naar Auschwitz, wat in totaal 826 personen omvatte, waarvan 367 Joodse medewerkers van Hollandia Kattenburg. Het transport stopte in Kozel, gelegen ca 80 km. westelijk van Auschwitz, waar 170 mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen werden de trein te verlaten om vervolgens als dwangarbeiders tewerkgesteld te worden in een van de omliggende satellietkampen van Auschwitz. Het zeer goed denkbaar dat Joseph Waas tot die groep behoorde. Het is niet bekend waar hij uiteindelijk terecht is gekomen, maar hij heeft zijn leven ergens in Midden Europa verloren, vermoedelijk in Maart 1944. Zijn overlijdensdatum is derhalve officieel vastgesteld als 31 Maart 1944.
Degenen die in Kozel in de trein achterbleven waren, werden verder naar Auschwitz vervoerd om bij aankomst te worden vermoord. Slechts 9 personen van dit transport hebben de Sjoa overleefd. Echter niet Eva Waas-de Bruin. Zij werd bij aankomst met vele anderen op 3 December 1942 onmiddellijk om het leven gebracht.
Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, archiefkaarten van Eva de Bruin en Joseph Waas; website Joods Amsterdam; Ondergang deel 1, 1965 door Dr. J. Presser, blz. 308; lijst van Joden-transporten vanuit Nederland en het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Eva Waas de Bruin en Joseph Waas.