Josephina was de moeder van Esther Drilsma-Jacobs en weduwe van Gabriël Jacobs (Brielle, 17-1-1860 – Amsterdam, 21-4-1931). Met hem had ze ook nog een zoon, Hartog (Amsterdam, 12-9-1906 – Amsterdam, 22-6-1977). Josephina kwam op 25 april 1935 vanuit Amsterdam naar Zaandam. Ze woonde 3,5 jaar op de Gedempte Gracht 10b en verhuisde op de laatste dag van 1938 naar de Prins Hendrikkade 7. Op 20 februari 1941 betrok ze een kamer aan de Burcht 4, de kleine woning van Marigje Bouter. Zij was verloskundige in het gereformeerde Rust- en Verpleeghuis Spes Viva aan de Oostzijde.
Na de verdrijving uit Zaandam woonde Josephina Jacobs korte tijd in de Amsterdamse Majubastraat 59 II. Adolphina Drilsma is in Beverwijk ondergedoken, bij de familie Van der Hoorn. Josephina Jacobs werd in het najaar van 1942 opgepakt bij een razzia in Amsterdam en vervolgens afgevoerd naar Westerbork.
Josephina Jacobs-Kater en Adolphina kwamen op 5 maart 1943 in Sobibór door vergassing om het leven. Josephina was toen 71 jaar, Adolphina 6. Onderduikgever Leonardus Hendrikus Martinus van der Hoorn kwam na een kort verhoor op het plaatselijk politiebureau weer vrij.
Het transport van 2 maart uit Westerbork was het eerste dat naar het als vakantieoord vermomde Sobibór ging. Van begin maart tot eind juli 1943 was het kamp Auschwitz-Birkenau niet beschikbaar. De treinen uit Westerbork kregen daarom een andere bestemming en reden door naar het Poolse Sobibór. Daar werd zo goed als alleen voor de zogenaamde Seuchenbekämpfungsstelle geselecteerd, wat vervolgens een gaskamer bleek te zijn. Bijna niemand overleefde. Tot 20 juli 1943 volgden nog achttien treinen, met daarin ruim 34.000 personen. 71 van hen kwamen uit de Zaanstreek.
Bron: Joods Monument Zaanstreek