Verhaal

Biografie familie Nerden

Abraham Hartog Nerden is de zoon van Eliazer Philip Nerden, sigarenmaker en later diamantslijper, en van Duijfje Blitz. Abraham wordt geboren in Amsterdam en heeft vijf zussen en twee broers. Zijn ouders sterven respectievelijk in 1898 en 1923. Op het moment dat in Nederland de oorlog uitbreekt zijn nog twee van zijn zussen in leven; Rebecca - zij wordt in 1942 in Auschwitz vermoord - en Bloeme - zij sterft in 1944 in Israël.

In 1892 plaatsen de ouders van Abraham Hartog een advertentie in de krant waarin zij aankondigen dat de Bar Mitswa (de religieuze meerderjarigheid) van hun dertienjarige zoon gevierd zal worden op 6 augustus 1892, na de dienst in de synagoge, bij hen thuis, Rapenburg 48.

Roosje de Levie, ook wel Rosa genoemd, wordt in Oude-Pekela geboren en heeft als winkelierster gewerkt. Abraham Hartog gaat als twintigjarige naar Antwerpen en keert korte tijd later terug naar zijn geboortestad. Van hieruit vertrekt hij in februari 1900 of februari 1901 naar Berlijn. Hij is dan nog ongehuwd. Het is niet te achterhalen of Roosje gelijktijdig met hem mee is gereisd. Wel staat vast dat Roosje tussen tussen april en juni 1901 in Amsterdam verblijft.

Abraham Hartog en Roosje trouwen in 1901. Abrahams broer, Philip, en de zus van Roosje, Flora, zijn vijf jaar eerder met elkaar in het huwelijk getreden.

Abraham Hartog en Roosje gaan (uiteindelijk) in Berlijn-Charlottenburg wonen. Hier bevalt Roosje in 1902 van een dochter, Dora Friederike. Het jaar daarop vertrekt het gezin uit Berlijn-Charlottenburg, naar het eveneens Duitse Ihrhove. Abraham Hartog staat te boek als reizend kunstenaar (vertegenwoordiger). Andere bronnen noemen hem ambachtsman en lijstenfabrikant. In 1905 krijgt het echtpaar een zoon, die ze Gustav Eduard noemen. In 1908 laat Abraham Hartog zich in de Oud Gereformeerde kerk dopen, de overige gezinsleden blijven trouw aan het Mozaïsche geloof.

In 1910 verwerft het echtpaar Nerden twee stukken grond, ze bouwen hier een huis op. Door het succes van het bedrijf wordt er een ander, groter, huis gebouwd inclusief een bedrijfsruimte, waarin ze een groothandel in vestigen. Het eerste huis wordt verkocht.

Zoon Gustav Eduard gaat in het plaatsje Leer naar de net opgerichte Joodse school. Later gaat hij in het bedrijf van zijn vader werken. Dochter Dora Friederike sterft in juli 1926, na een kort ziekbed.
Door de naderende nazi-dreiging in Duitsland besluit het gezin om in 1933 hun huis en grond te verkopen en naar Apeldoorn te verhuizen. Dit is enkele maanden na Hitlers afkondiging van de ‘Judenboycott’. De oproep, gericht tegen Joodse winkeliers, wordt door de Duitse bevolking slechts in geringe mate opgevolgd.

Het gezin gaat wonen in de Bas Backerlaan en neemt zijn intrek in het huis op nummer 5. Intussen laten zij een huis bouwen op het perceel Elsweg 57. Het is duidelijk dat Abraham Hartog met voldoende financiële middelen uit Duitsland is gekomen; het huis is in vergelijking met de buurt riant en vrijstaand, het is voorzien van moderne voorzieningen, zoals centrale verwarming. Ook laat Abraham Hartog glas-in-lood ramen plaatsen. Het perceel heeft ook een grote tuin, waarin voldoende ruimte is voor de latere werkplaats met bovenverdieping. In deze werkplaats gaan vader en zoon verder met hun bedrijf. Zij worden in Apeldoorn geregistreerd als eigenaar van een lijstenfabriek, de werkplaats wordt in gemeentelijke documenten omschreven als ‘groothandel in schildersgereedschappen’.

In januari 1938 sterft de vrouw van Abraham Hartog, Roosje. Ze wordt begraven op de Joodse begraafplaats in Apeldoorn.

Er zijn verschillende adressen van Abraham Hartog en Gustav Eduard bekend. Uit de beschikbare bronnen komt het volgend beeld naar voren: terwijl het pand aan Elsweg 57 wordt gebouwd, woont Abraham Hartog in de Bas Backerlaan, in het huis op nummer 5. Maar in de officiële documenten is als zijn adres, van 1933 tot aan zijn dood, Bas Backerlaan 5 opgenomen, terwijl in de lokale krant staat dat hij zich in september 1933 aan de Elsweg op nummer 57 in Apeldoorn heeft gevestigd, na zijn verhuizing uit Duitsland.

Abraham Hartog verlaat het pand aan de Elsweg in maart 1938, het pand blijft wel zijn eigendom. Hij gaat wonen op de Regentesselaan 20-2. Daarna verhuist hij in de zomer van 1939 weer naar Bas Backerlaan 5. De laatste verhuizing is in maart 1940; hij verlaat de Bas Backerlaan en neemt zijn intrek in het huis aan de Badhuisweg 28. Al zijn verhuisbewegingen zijn terug te vinden in krantenartikelen uit deze periode.

Gustav Eduard komt in 1933 met zijn ouders naar Nederland en woont bij zijn ouders aan de Elsweg c.q. in de Bas Backerlaan. Hierna staat hij geregistreerd als alleenstaande en inwonende in de Kerklaan, op nummer 22. In 1936 wordt hij procuratiehouder van het bedrijf. In het dossier van de Kamer van Koophandel staat te lezen dat Abraham Hartog vanaf januari 1939 deze zaak aan zijn zoon overdraagt. In oktober 1939 verhuist Gustav Eduard naar het pension in de Generaal van Heutszlaan 9. In mei 1940 verhuist hij opnieuw. Nu gaat hij aan de Badhuisweg wonen, op nummer 28. Na dertien maanden vertrekt hij naar het huis dat zijn vader heeft laten bouwen: Elsweg 57.

Gustav Eduard trouwt op 13 juni 1940 met kapster Rebecca Polak (*1903). Rebecca woont op dat moment in Amsterdam en dat is ook de reden dat het huwelijk daar wordt voltrokken. Er is niets bekend over waar en wanneer hun relatie is begonnen. Het echtpaar blijft kinderloos.

Op het moment dat Gustav Eduard in mei 1940 op de Badhuisweg komt wonen, woont zijn vader daar ook al. Het pand aan de Elsweg wordt op dat moment alleen nog maar zakelijk gebruikt, vader noch zoon wonen in het woonhuis.

Gustav Eduard wordt tussen drie en vijf oktober 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Hij lijkt echter niet tot de grote groep Apeldoornse Joden te behoren, die in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit huis worden gehaald. Hoewel er geen documenten zijn die zijn verblijf in een werkkamp bevestigen, is het wel aannemelijk dat hij in een werkverschaffingsproject heeft gezeten. Aanwijzingen hiervoor zijn de registratiedatum in Kamp Westerbork in combinatie met het feit dat hij niet op de lijst staat met de namen van de Apeldoornse Joden die in dezelfde periode uit hun huizen zijn gehaald. Rebecca, zijn vrouw, staat wel op deze lijst. Zij is in de nacht van twee op drie oktober 1942 uit het huis aan de Elsweg gehaald. maar haar naam is voor of na de razzia doorgestreept. Dit kan onder andere betekenen dat zij niet tijdens de razzia is opgepakt of dat haar naam later ten onrechte op de lijst is doorgestreept.

Op 19 oktober 1942 wordt Gustav Eduard naar Auschwitz gedeporteerd, met transport 29. Bij aankomst in Auschwitz wordt hij, met een duimbeweging van de arts, geselecteerd voor dwangarbeid in Auschwitz III (Monowitz). Hij krijgt het nummer 69513 in zijn linkerarm getatoeëerd. Gustav Eduard wordt tewerkgesteld in een fabriek waar plantaardig rubber wordt gefabriceerd. Aan het begin moet hij samen met de andere dwangarbeiders elke dag een heel stuk naar deze werkplek lopen. Later worden er naast de fabriek barakken gebouwd. Gustav Eduard wordt op 4 december 1942 van Auschwitz III overgeplaatst naar de ziekenboeg van Auschwitz I, in barak 28. Een dag later wordt zijn dood in het lijkregister van het kamp genoteerd. Deze sterfdatum komt niet overeen met de datum die op Joods Monument staat. Een verklaring zou kunnen zijn dat in de eerste jaren na de oorlog de doodsoorzaak niet exact was vast te stellen, en de sterfdatum bij wet is vastgesteld. De laatste dag van een maand als sterfdatum is hier een sterke indicatie voor.

Op 18 januari 1943 registreert de Joodse Raad een brief die is verstuurd door of namens Gustav Eduard en gericht aan zijn vader. De brief is verzonden vanuit Auschwitz III. De verzenddatum en de inhoud van de brief zijn onbekend. Het is ook onbekend of zijn vader deze brief ooit heeft ontvangen.

Abraham Hartog wordt op 7 april 1943 in Kamp Westerbork geïnterneerd. Op dinsdag 20 april 1943 wordt hij vanuit het doorgangskamp met transport 59 naar Sobibor gedeporteerd. Het transport telt tweeëndertig wagons en in totaal 1186 gedeporteerden. Het transport arriveert op vrijdag 23 april 1943, waarna Abraham Hartog nog dezelfde dag van het leven wordt beroofd.

Rebecca, de vrouw van Gustav Eduard, staat na de oorlog eerst vermeld als vermist. Later blijkt dat zij de oorlog heeft overleefd. Het verhaal gaat dat zij tijdens haar internering in Kamp Westerbork op een dag buiten het kampterrein werkzaam is, en daar de mogelijkheid ziet om te vluchten. Tijdens de ‘afwezigheid’ van Rebecca wordt het huis bewoond door een SS-Hauptscharführer en diens verloofde, of alleen door de verloofde. Een officieel document vermeldt: ‘Overgenomen door Weermacht’. Het huwelijk van de SS-er wordt in juli 1944 onder andere in de Apeldoornse Courant vermeld, waarbij de Elsweg één van de twee adressen is die daarbij worden genoemd. Rebecca keert in juni 1945 terug naar Apeldoorn en gaat weer wonen in het huis dat ze in oktober 1942 heeft moeten achterlaten. Ze hertrouwt na de oorlog.

Het boek ‘Juden in Ihrhove’ door Hermann Adams, Felix Archief Antwerpen, International Tracing System te Bad-Arolsen, Archiv Heinze en Stadsarchief Amsterdam. CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

12 september 2019