Clara Leon was een dochter van Jacob Leon en Matje Schuit. Zij trouwde op 28 November 1923 in Amsterdam met de in Lask bij Lodz in Polen geboren kleermaker Icek Widawski, een zoon van Derek Widawski en Mindel Podembska. Het echtpaar kreeg vier kinderen, t.w. Lilian, Beatrice, Bernard en Mia.
Icek Widawski had een zuster, Chaja Sura Widawska, die eerder gehuwd en gescheiden was van Herszel Arbajtma en in tweede echt op 30 September 1936 in Amsterdam gehuwd was met Isaac Scheffer, een zoon van Salli Scheffer en Beletje Krant. Chaja woonde vanaf 1932 op verschillende adressen in Amsterdam en Isaac Scheffer kwam in 1925 uit Merksem in Amsterdam. Na hun huwelijk woonden zij in de Leeuwenhoekstraat 1B 1e etage in Amsterdam-Oost.
Icek Widawski, kleermaker van beroep, woonde in 1923 in de 1e Oosterparkstraat 139 in Amsterdam, verhuisde 7 Juni 1923 naar de Govert Flinckstraat 307, waar ook Clara Leon zich na hun huwelijk bij hem voegde. Na meerdere verhuizingen kwam het gezin Widawski op 30 December 1936 terecht in de Korte Meerhuizenstraat 16 II. Icek Widawski overleed in Amsterdam op 22 Januari 1940 en werd de volgende dag begraven op de Joodse Begraafplaats in Diemen.
Clara Leon was “gesperrt wegens functie”. Vanaf 21 Juli 1942 werkte zij als steno-typiste bij de Algemene Dienst van de Joodse Raad en daarnaast was zij werkzaam in de Naaikamer op het Oosteinde 24 in Amsterdam. Vroeger was Clara werkzaam als kantoorbediende.
Clara’s oudste dochter Lilian werd op 11 Mei 1939 ondergebracht in de S.A. Rudelsheimstichting in Hilversum, een instelling voor Joodse, verstandelijk gehandicapte en zwakzinnige kinderen. Vanaf een noodlocatie aan de Heideparkweg 51 in Hilversum werden Lilian en haar medebewoners op 7 April 1943 gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork. Volgens haar registratiekaart van de Joodse Raad kwam Lilian op 4 Juni 1943 terecht in barak 63 en van daar op 8 Juni op transport gesteld naar Sobibor, waar zij bij aankomst op 11 Juni 1943 onmiddellijk werd vermoord.
In Augustus 1941 moest het gezin, bestaande uit de weduwe Clara Widawski-Leon en haar kinderen Beatrice, Bernard en Mia, verhuizen naar de Louis Bothastraat 27 III in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. De kinderen waren door hun moeder, “gesperrt bis auf weiteres”, waarbij Beatrice ook werkzaam was in de Naaikamer van de Joodse Raad op het Oosteinde 24 in Amsterdam.
De 15-jarige zoon Bernard Widawski was al op 27 Mei 1943 afgevoerd naar Westerbork waar hij moest verblijven in barak 35. Dat was in kamp Westerbork het “weeshuis”. Ook hij had een “sperre”. Op zijn registratiekaart van de Joodse Raad zijn diverse aantekeningen die er op 6 Juni toe hebben geleid dat hij voorlopig nog in het kamp kon blijven. Maar op 29 Juni werd hij met zijn moeder en zussen naar Sobibor gedeporteerd en bij aankomst op 2 July 1943 onmiddellijk vermoord.
Op 20 Juni 1943, tijdens de in het geheim voorbereidde grote razzia in Amsterdam Zuid en Oost, waarbij 5500 Joden werden gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork, behoorden ook Clara Leon en haar dochters Beatrice en Mia. Om onbekende redenen kwamen zij terecht in de strafbarak 67. Op 29 Juni werden Clara en haar kinderen Beatrice, Bernard en Mia Widawski op transport gesteld naar Sobibor waar zij bij aankomst op 2 Juli 1943 onmiddellijk werden vermoord.
Bronnen o.a: Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Icek Widawski, archiefkaarten van Icek Widawski, Clara Leon, Isaac Scheffer, Chaja Sura Widawski, Vreemdelingen dossier Widawski; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Clara Widsawski-Leon en haar kinderen Lilian, Beatrice, Bernard en Mia Widawski; website akevoth.org/Mokum/burial permits/Icek Widawski.