Philip Bremer was een zoon van Mozes en Johanna Bremer-Bremer. Hij groeide op in Amsterdam in een orthodox-Joods gezin. Rond 1907 verhuisde het gezin naar Hilversum, omdat vader Mozes (oorspronkelijk bakker van beroep) daar een aanstelling als godsdienstonderwijzer kreeg. Het duurde echter maar kort en het gezin keerde enige tijd later weer terug naar Amsterdam, waar ze opnieuw een koosjere bakkerij begonnen.
In 1910 gaat Philip in ondertrouw met Johanna Wolfson, de dienstbode van de familie Bremer, die op dat moment van hem in verwachting is. Hun dochter wordt in december geboren, maar hoewel Philip zijn kind wel officieel erkent vindt het voorgenomen huwelijk nooit plaats. Omdat zijn vader, een religieus man, er grote moeite mee heeft dat het stel ongehuwd samenwoont, verhuizen ze in 1912 naar Rotterdam. Drie jaar later loopt de relatie stuk. Johanna verhuist naar Den Haag met hun dochter en gaat als serveerster in Scheveningen werken. In september 1915 overlijdt het dochtertje van Johanna en Philip, kort voor haar vijfde verjaardag.
In 1916 trouwt Philip met de niet-Joodse Johanna Maria Breek uit Haarlem. Vader Mozes Bremer weigert toestemming te geven voor het huwelijk, maar uiteindelijk lukt het hen om zonder deze toestemming toch te mogen trouwen. Het echtpaar krijgt vijf kinderen: Max (1917), Eddie (1920), Mary (1921), Rob (1926) en Pierre (1935).
Begin 1919 is het gezin naar Rotterdam verhuisd, waar Philip in de havens gaat werken. In de jaren daarna zal hij nog diverse andere baantjes hebben: hoewel het gezin het in een deel van de jaren '30 relatief goed heeft, is Philip wel een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, die niet bepaald het rechte pad bewandelt. Zijn vrouw verdient ondertussen de kost als waarzegster en kaartlezer.
In de oorlogsjaren is Philip aanvankelijk gesperrt vanwege zijn gemengde huwelijk. Ook zijn kinderen zijn beschermd omdat ze slechts als half-Joden gelden. Omdat hij een Rotterdamse vrouw met wie hij een buitenechtelijke relatie had heeft opgelicht, wordt Philip in 1942 gearresteerd. Zijn echtgenote laat de politie vervolgens weten dat haar man bij deze vrouw tevens een kind heeft verwekt: deze mededeling zorgt ervoor dat Philip Bremer voor 'rassenschande' wordt opgepakt en naar Westerbork overgebracht, van waaruit hij op 11 januari 1943 naar Auschwitz wordt gedeporteerd. De Amsterdamse broers en zussen van Philip worden kort na zijn arrestatie eveneens opgepakt - iets waar Philips vrouw volgens de naoorlogse verklaringen van haar eigen kinderen de hand in heeft gehad.
Na de oorlog wordt Philips echtgenote opgepakt wegens haar aandeel in het verraad van Philip. Dat was niet haar enige verraad: ook in de arrestatie van haar oudste zoon Max in 1942 had ze een aandeel. Het precieze waarom is nooit opgehelderd, maar voor Max' echtgenote is het altijd duidelijk geweest dat Max door zijn moeder aan de Duitsers was uitgeleverd. Ook Max zou de deportatie naar Auschwitz niet overleven.
Wegens gebrek aan bewijs wordt Johanna Maria Breek uiteindelijk vrijgesproken en na twee jaar voorarrest in 1947 vrijgelaten.
Het uitgebreide verhaal over Philip Bremer en zijn gezin is te lezen in het boek 'Mevrouw Breek. Het levensverhaal van een levensgevaarlijke vrouw' van Kim Heijdenrijk (JustPublishers, 2019).