Salomon – altijd Sal genoemd – was magazijnbediende bij Gerzon. Toen zijn moeder Mathilde Rueff in Maart 1925 overleed, was hij nog maar 18 jaar. Hij kwam toen in huis bij Salomon Dekker en Tante Celien Rueff op de Oude Zijds Achterburgwal. Maar toen Tante Celien in April 1933 werd opgenomen in het Apeldoornse Bosch, toen kwam bij zijn tante Lucie Rueff en Oom Joseph Barmes in de Blasiusstraat 66 I in Amsterdam-Oost terecht. Echter daar was geen slaapplaats voor hem. Er was een voorkamer, een tussenkamer (alkoof) waar Joseph en Lucie sliepen, een achterkamer, die geheel was ingericht voor Jeanne Barmes, die modiste was, waar zij kon slapen en hoeden maken én klanten kon ontvangen. En Juliette sliep in het zijkamertje. Maar de buren hadden op 3 hoog nog een kamertje vrij dat Sal kon huren en waar hij dus sliep. 's Morgens gingen Sal en Juliette samen naar hun werk, Sal naar Gerzon in de Spuistraat en Juliette naar Maison de Vries in de Kalverstraat waar zij toen nog als leerling-verkoopster werkzaam was.
Ab van West, de verloofde van Juliette Barmes, werkte bij boek- en prentenhandel Emmering waar hij het niet naar zijn zin had, daar weg ging en voor zich zelf een antiquariaat wilde gaan beginnen. Hij moest dus boeken op veilingen kopen en daar was geld voor nodig. Een Duitser die hij kende, - waarschijnlijk een relatie van de boekhandel waar hij werkte - , en die geld had, zou Ab financieren. Deze Duitse relatie kwam met zijn vrouw naar Amsterdam en Trude kwam in dat gezin als "nanny" maar werd feitelijk gebruikt als dienstmeisje om schoon te maken en andere werkzaamheden te verrichten. Achteraf bleek deze Duitser toch geen geld te hebben om Ab's zakelijke plannen te financieren en dus moest het geld daarvoor elders vandaan komen: bij Ab's ouders dus, maar dat is weer een ander verhaal.
Vanuit de contacten die Ab met deze Duitse familie had, kende hij Trude dus. Zij had het daar niet zo goed en Ab had medelijden met haar. Hij stelde haar voor om eens mee uit te gaan, koffie te drinken in de Vijzelstraat, waarbij hij dan ook zijn verloofde Juliette Barmes mee zou nemen. En voor Trude had hij óók wel iemand, Sal Munnikendam, die toen bij Barmes in the Blasiusstraat 66 in huis was. Het klikte meteen tussen Trude en Sal en de volgende dag al bleek dat zij al een afspraakje hadden om samen naar het Rijksmuseum te gaan.
Er werd gezegd dat Trude ooit katholiek of protestant gedoopt zou zijn. Dat heeft ze tijdens de oorlog goed weten uit te spelen; op die manier had zij geen Joodse grootouders en haar kind dus slechts twee in plaats van vier. Daarom werd hij beschouwd als niet “voljoods" te zijn, waardoor zij samen niet naar Auschwitz of Sobibor maar naar Theresienstadt gedeporteerd werden, waar zij de Holocaust hebben overleefd.
Opgetekend uit de mond van Juliette van West-Barmes en Jetty Sprecher-Kattenburg op 21 September 2001.