Verhaal

Mirel Apotowski-Pfeffer

Mirel Apotowski-Pfeffer was getrouwd met Ichel Hirsch Apotowski. De twee waren op 18 juli 1888 in het Poolse Hrubieszów, vlakbij de Oekraïense grens, met elkaar getrouwd. Ze kregen vijf kinderen: Moses Josef (1892), Mariem (1894), Basche (1895), Jakob [Jacques] (1900) en Rosa (1908). Het gezin verhuisde rond de eeuwwisseling van Oekraïne naar Oostenrijk.

Zoon Jakob kwam in september 1933 vanuit Keulen naar Amsterdam. Hij richtte daar confectiefirma APO (N.V. Apo Modeconfectie-Industrie) op. 
In januari 1938 volgde zoon Moses Josef met zijn vrouw en zoon Gerhard vanuit Wenen.
Beide broers waren oorspronkelijk bontwerker van beroep.
Dochter Rosa emigreerde in september 1939 vanuit het Oostenrijkse Sankt Pölten naar het Britse mandaatgebied Palestina met haar man Viktor Hahn en hun dochter Gertrude. Het gezin overleefde zo de oorlog. Mirel en haar man kwamen kort na Rosa's emigratie vanuit Sankt Pölten naar Amsterdam.

Dochter Basche werd in 1942 in haar woonplaats Sokal in Oekraïne vermoord. Zoon Moses Josef werd met zijn vrouw en zoon gedeporteerd van Westerbork naar Sobibor.
Jakob, zijn vrouw en hun twee zoontjes overleefden de oorlog in onderduik. Ook dochter Mariem overleefde de oorlog. Mirel's echtgenoot Ichel Hirsch Apotowski overleefde eveneens. Hij stierf in 1948.