Verhaal

Biografie

Nederlandse bewerking oorspronkelijke Duitse biografie door T. Beck

Bella Löbenstein wordt op 23 september 1914 geboren in Datterode (voormalig district Eschwege) als eerste kind van Baruch Löbenstein en zijn vrouw Helene, née Gottlieb. Baruch Löbenstein (*14.09.1881 in Datterode), was koopman en telg van de reeds lang bestaande Löbenstein-familie, die teruggaat tot het einde van de 17e eeuw. Hij trouwt op 25 juli 1912 in Fulda met Helene Gottlieb (*11.01.1890 in Schlitz). De familie woont aanvankelijk in Datterode (tegenwoordig Gemeinde Ringgau, Werra-Meißner-District, Staat Hessen). Baruch Löbenstein laat daar in 1912 een huis bouwen met ernaast een pakhuis voor de graanhandel die hij leidde. Beide gebouwen staan er nu nog steeds. De zus van Bella, Margot, wordt daar op 6 augustus 1923 geboren. In 1928 koopt Baruch Löbenstein een huis en landgoed aan de Friedrich-Wilhelm-Str. 14 in Eschwege, waar het gezin op 15 februari 1929 gaat wonen. Het huis bestaat uit zes kamers met een winkel op de begane grond. Daar zet Baruch Löbenstein, als eigenaar van de firma Löbenstein & Co. de graanhandel voort, die in 1933 wordt uitgebreid met de handel in textiel.

 Bella Löbenstein gaat op 19 april 1920 in Datterode naar school en wordt na afloop van het vierde schooljaar in 1924 doorverwezen naar het lyceum in Fulda. Na de middelbare school te hebben doorlopen, gaat Bella van oktober 1933 tot april 1935 naar de naai- en kleermakersschool in Straatsburg. Zij keert terug uit Frankrijk op 1 april 1935, maar heeft dan de termijn voor de terugkeer van joodse Duitsers uit het buitenland overschreden. Zij wordt op 6 juli 1935 op instigatie van de Gestapo Kassel in ‘beschermende hechtenis’ genomen en op 10 juli 1935 overgebracht naar het vrouwen-concentratiekamp Moringen. Bella wordt op 8 september 1935 op bevel van de Gestapo uit het kamp vrijgelaten en overgedragen aan haar familie in Eschwege.

 Bella’s zus Margot, die de Holocaust overleefde en door het huwelijk de naam Mezger kreeg, herinnert zich dat haar zus de keuze had om zes maanden in het ‘heropvoedingskamp’  Moringen te blijven om daarna weer permanent in Duitsland te kunnen wonen, of om Duitsland binnen 10 dagen te verlaten. Bella krijgt een baan in Amsterdam en wordt op 15 september 1935, uitgeschreven uit de stad Eschwege met bestemming Enschede. Zij wordt huishoudster bij de Joods-Duitse familie Wilhelm en Julia Magnus, die in de Krammerstraat 20/II, Amsterdam. Margot vertelt dat het gezin de Holocaust heeft overleefd., maar tot dusver is daarvoor nog geen bewijs gevonden. Volgens Margot's relaas wil de familie haar zus Bella meenemen naar de ‘onderduik’, maar zij weigert in de hoop op een hereniging met haar ouders en zus. Na de bezetting van Nederland behoort Bella tot de eerste Joden die worden opgepakt. Zij wordt met het tweede transport van uit Westerbork naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd naar het vernietigingskamp en bij aankomst wordt vermoord. Haar laatste brief aan haar ouders en zus is bewaard gebleven (Brief en foto zijn beschikbaar gesteld door Gabriela en Susana Mezger, de dochters van Margot Mezger). Daarin schrijft ze:

 A'dam, 16 juli 1942

Mijn lieve ouders, mijn lieve Margot!

Dat ik onlangs het eerste bericht over uw welbevinden heb ontvangen is een grote geruststelling voor mij. Want ik sta op het punt van woonplaats te veranderen, en het zal waarschijnlijk enige tijd duren voordat we elkaar weer kunnen bereiken. Ik ben opgeroepen voor dienst in Duitsland en vertrek over minder dan een uur. Ik ben vol goede moed en mijn grootste wens is dat we elkaar snel weer zullen weerzien. Omdat het echter mogelijk is dat u eerder dan ik in de gelegenheid bent om contact met elkaar op te kunnen nemen, schrijf ik u deze brief die ook een afscheidsbrief voor onbepaalde tijd is. Moge God u ondertussen gezond houden!

In liefde, uw Bella

 

Alle rechten voorbehouden