Verhaal

De ontruiming van Het Apeldoornsche Bosch

Apeldoorn, 19-22 januari 1943

Door: John Stienen

Monument Apeldoornsche Bosch, Prinsenpark, Apeldoorn [Apdency op Wikipedia]

In de nacht van donderdag 21 op vrijdag 22 januari 1943 werden patiënten van de Joodse psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bosch, soms naakt, verward of in dwangbuis, door eenheden van de SS en de Ordnungspolizei onder de persoonlijke leiding van Hauptsturmführer Ferdinand aus der Fünten van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung (daarbij geholpen door Albert Konrad Gemmeker, de SS-commandant van Kamp Westerbork) in vrachtwagens naar een op station Apeldoorn gereedstaande goederentrein gebracht.

De trein vertrok in de ochtend van 22 januari 1943 vanaf station Amersfoort om 7 uur en bracht de 1.080 patiënten en 51 van de personeelsleden rechtstreeks naar Auschwitz.

Over de exacte aantallen verschillen de bronnen. J. Presser schreef in Ondergang het volgende:

Enige cijfers? Op 31 december 1942 bevonden zich in de stichting ‘Het Apeldoornse Bos’ bijna 1100 mannelijke en vrouwelijke verpleegden, welk aantal zich tot de dag van de catastrofe wel niet zeer zal hebben gewijzigd; het verplegend, huishoudelijk en technisch personeel bestond uit 400 à 500 personen, waarvan een honderd moeten zijn ondergedoken. Slechts een tiental kwam uit de deportatie terug. In de stichting ‘Achisomog’ werden 74 jongens en 20 meisjes verpleegd volgens een andere opgave iets meer; wat er van deze kinderen, moeilijk opvoedbaar, debiel, imbeciel en idioot, terecht is gekomen, behoeft geen toelichting.

In deel 6 van Het Koninkrijk schrijft Loe de Jong ongeveer 10 jaar later:

De speciale trein uit Apeldoorn kwam op zondag 24 januari in Auschwitz/Birkenau aan. De zestien verplegers [sic] en zes-en-dertig verpleegsters werden naar de quarantaine-barakken van het immense concentratiekamp gevoerd.
Van de in totaal achthonderdnegen-en-zestig patiënten waren enkelen onderweg overleden en van de andere patiënten renden sommigen weg op het lange perron; zij werden neergeknald. De overigen werden door een Joodse werkploeg (onder hen enkele Nederlanders), die door tierende SS'ers met knuppels opgejaagd werd, eerst in kipkarren gegooid en vervolgens uit die kipkarren in vrachtauto’s die kwamen aanrijden. De vrachtauto’s voerden hen niet naar de gaskamers maar naar een van de grote langgerekte kuilen waarin de lijken van vergasten verbrand werden. Hoog laaiden er de vlammen op. De pas aangekomenen werden er midden in gesmeten. Brokken hout en blikken petroleum volgden.

Omdat het transport van 22 januari niet via Westerbork liep, is na de oorlog door het Nederlandse Rode Kruis geprobeerd om de transportlijst te reconstrueren. Daarvoor werd de administratie gebruikt van de Vereeniging Centraal Israëlietisch Krankzinnigengesticht in Nederland, in Amsterdam, waar zich een duplicaatkaartsysteem bevond van de administratie in Apeldoorn. Mutaties werden vanuit Apeldoorn doorgegeven aan Amsterdam, maar onduidelijk is welke mutaties van eind 1942 en begin 1943 nog wel en niet meer zijn meegenomen.

Nog tijdens de oorlog maakte de aan de instelling verbonden (niet-Joodse) arts Elizabeth van der Wal een eerste lijst op basis van deze kaarten. Na de oorlog werd het kaartsysteem beheerd door Pauline Vomberg, het hoofd van de administratie van Het Apeldoornsche Bosch, die de oorlog had overleefd. Voor de reconstructie werd behalve het kaartsysteem in Amsterdam ook informatie uit andere bronnen gebruikt, waaronder diverse transportlijsten van Westerbork naar Het Apeldoornsche Bosch tussen juli 1942 en januari 1943.

Het grote verschil in aantallen tussen Presser en De Jong duidt waarschijnlijk op de moeite die de overheid heeft gehad na oorlog om vast te stellen wie er op het transport zat en wie niet. Er was immers géén officiële transportlijst van het transport. Waarom het RIOD een vermoedelijk in Westerbork vervaardigde ‘Liste von Personen die am 22.1.43 wahrscheinlich aus Apeldoorn abgereist sind’ aanhield, is niet duidelijk. Van deze lijst, waarop 921 namen voorkomen (waarvan één dubbel) is tot begin twintigste eeuw uitgegaan. Het aantal lijkt als gegeven te zijn gebruikt, zonder diepgaande analyse van de namen. Toen inmiddels uit de archieven van Auschwitz bekend werd dat er op 24 januari bij aankomst van het transport 36 vrouwen en 16 mannen werden geselecteerd voor dwangarbeid, heeft het RIOD die aantallen simpelweg van elkaar afgetrokken: 921 op de lijst - 52 personeelsleden = 869 patiënten. Deze aantallen worden tot op de dag van vandaag als ‘officiële’ aantallen gebruikt in publicaties over de Sjoa in Nederland. 

Pas vijfenzestig jaar na de oorlog werd de (duplicaat)cartotheek met 1.247 namen, die destijds is gebruikt, teruggevonden in het archief van de vereniging in het Stadsarchief in Amsterdam. In januari 2013, zeventig jaar na het transport, werd een lijst – met toen 1.069 namen – bekendgemaakt en werden deze namen gelezen op het terrein van de instelling.

Sindsdien zijn door nieuw onderzoek nog tientallen namen toegevoegd van personen van wie is komen vast te staan dat ze tot het transport behoorden dat rechtstreeks van Apeldoorn naar Auschwitz ging.

De stand van het onderzoek (januari 2023) is als volgt:

De transporten van 22-1 en 2-2 in cijfers

De namen op de volgende pagina's zijn de namen van personen die op de naoorlogse reconstructielijsten voorkomen, of van wie om een andere reden mag worden aangenomen dat ze met het transport van 22 januari 1943 zijn afgevoerd naar Auschwitz:

De dag na de ontruiming werden drie patiënten dood aangetroffen op het terrein.

Het personeel dat niet vluchtte of werd meegestuurd, hun inwonende gezinsleden en diverse inwoners van Apeldoorn die zich op 19 januari op het terrein van de instelling moesten melden werden opgenomen in Westerbork. De meesten wachtte kort daarna alsnog deportatie. Het gaat daarbij om twee transporten van Het Apeldoornsche Bosch naar Westerbork:

Het transport van 1 februari betrof voornamelijk kader en administratief personeel, dat door de bezetter in Apeldoorn werd gehouden om de verdere ontmanteling van de instelling te bespoedigen.

Van de meer dan 1.400 personen die op 21 januari op het terrein aanwezig en werden gedeporteerd op een van de drie transporten, hebben slechts 22 personen de oorlog overleefd. Ook 5 baby's die geboren werden zijn via Westerbork naar de kampen gegaan en vermoord.

Van de naar schatting 170 personen die in de chaos wisten te ontkomen en onderdoken, is ook een groot deel vermoord in de Sjoa.

Bronnen:

  • Lucie Beaufort en John Stienen (2022, 22 januari).Het Apeldoornsche Boschtransport van 22 januari 1943. Van https://historiek.net/het-apeldoornsche-boschtransport-van-22-januari-1943/146932/
  • Danuta Czech. Kalendarium der Ereignisse im Konzentrationslager Auschwitz-Birkenau 1939-1945. Hamburg: Rowohlt, 1989. 390-391.
  • Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog 6, eerste helft, Juli '42- Mei '43. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1975. 323.
  • Jacques Presser. Ondergang : de vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, 1940-1945. Den Haag: Staatsuitgeverij, 1965. 317, 320-322.

Bijgewerkt: 1 juli 2024.