Simon Premselaar was een zoon van Aäron Premselaar en Jette Koe. Hij werd in Amsterdam geboren op 24 Maart 1895 en hij was diamantzager van beroep. Op 1 April 1925 trouwde hij in Hilversum met Johanna Krant, een dochter van Jonas Krant en Betje Breemer; zij was daar geboren op 4 Januari 1903. Het echtpaar Premselaar-Krant kreeg twee kinderen, t.w. Aaron op 27 December 1925 en op 16 December 1926 hun dochter Betje, beiden geboren in Amsterdam.
Vanaf 1918 woonde Simon Premselaar niet meer thuis bij zijn ouders, broers en zussen. Hij verbleef toen in Maastricht, keerde in 1922 weer terug in Amsterdam maar in Juni 1924 vertrok hij naar de Geuzenweg 147 in Hilversum en nadat hij in 1925 getrouwd was met Johanna Krant verhuisden zij in November 1937 naar de Lammert Majoorlaan 1 in Bussum. Op 19 April 1940 keerde het gezin Premselaar terug naar Amsterdam, waar zij in de Stolwijkstraat 59 1e etage kwamen wonen.
Nadat de Duitsers in Februari 1941 de Joodse Raad in het leven hadden geroepen en alle Joden in Nederland verplicht waren geregistreerd, kreeg Simon Premselaar namens de JVvVV, de Joodse Vereniging voor Verpleging op 10 Maart 1942 een functie als huisknecht in Beth Shalom op de Plantage Middenlaan in Amsterdam. En op 31 Juli 1942 werd hij medewerker in algemene dienst van de Joodse Raad en Simon en zijn gezin waren vanaf dat moment voorlopig vrijgesteld van deportatie.
Niet duidelijk is of de familie Premselaar op enig moment tóch in onderduik is gegaan en zo ja wanneer. Duidelijk is, dat Johanna Krant en haar beide kinderen Aäron en Betje op 8 Augustus 1944 met een “Straf-transport” werden afgevoerd naar Westerbork, (S-transportlijst van Amsterdam naar Westerbork op 8-8-1944) waar zij ingesloten werden in strafbarak 67. Op de registratiekaart van Simon Premsalaar is daar niets over aangetekend maar andere documenten geven aan dat het hele gezin op één en dezelfde datum is afgeschreven uit het Amsterdamse Bevolkingsregister.
Het is aannemelijk dat Simon Premselaar, gelijk met zijn vrouw Johanna Krant en zijn kinderen Aäron en Betje op 3 September 1944 met een z.g. Straftransport van Westerbork naar Auschwitz zijn gedeporteerd. Zeker is dat bij aankomst op ±6 September, Simon's zoon Aäron Premselaar werd toegevoegd aan de z.g. “Arbeitseinsatz” maar het is niet bekend waar Aäron toen tewerkgesteld is. Daarom hebben de Nederlandse Autoriteiten na de oorlog, na onderzoek en getuigenissen van overlevenden, opdracht gegeven aan de gemeente Amsterdam om voor Aäron Premselaar een overlijdensakte op te maken waarin is vastgelegd dat hij op 15 Maart 1945 (ergens) in Polen is overleden.
Ook van Johanna Premselaar-Krant en haar dochter Betje Premselaar is niet bekend waar zij na aankomst op ± 6 September 1944 in Auschwitz terecht zijn gekomen en of zij al dan niet als dwangarbeidsters tewerkgesteld zijn. Ook hebben er in de maand October 1944 meer dan negen z.g. afvoertransporten van vrouwen vanuit het Auschwitz-complex naar diverse subkampen van het concentratiekamp Gross Rosen plaatsgevonden, alhoewel het niet bekend is waar Johanna en haar dochter Betje precies om het leven zijn gekomen en wanneer. De Nederlandse Autoriteiten hebben na de oorlog voor beiden overlijdensaktes laten opmaken door de Gemeente Amsterdam, waarin is vastgelegd dat Johanna Premselaar-Krant en Betje Premselaar op 31 October 1944 in de omgeving van Auschwitz zijn overleden.
Van Simon Premselaar is feitelijk niets anders bekend geworden dan wat uit zijn akte van overlijden blijkt: overleden in Bergen Belsen op 31 Mei 1945. Vanuit Auschwitz hebben in de eindperiode ook verschillende z.g. afvoertransporten naar Bergen Belsen plaatsgevonden waarbij gevangenen ook van andere transporten – als zij nog in leven waren - als “Arbeitsunfähig”- te zwak om te werken - naar Bergen Belsen zijn gezonden. Zij hebben Bergen Belsen vóór de bevrijding niet meer verlaten
Bronnen o.a. het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Aaron Premselaar (1863) en Simon Premselaaer (1895); archiefkaarten van Simon Premselaar, Johanna Krant en Aäron en Betje Premselaar; het archief van het Rode Kruis, transportlijst van 8-8-1944 Amsterdam-Westerbork; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Simon Premselaar, Johanna Premselaar-Krant en Aäron en Betje Premselaar; Overlijdensaktes, opgemaakt te Amsterdam, nr. 38 voor Simon Premselaar van 4 Mei 1970 uit het jaar 1945, register 1-folio7, nr. 569 voor Johanna Krant van 24 Juli 1952 uit het A-register 96-folio 97verso, nr 205 voor Betje Premselaar van 28 November 1952 uit het A-register 98-folio 36 en nr. 10 voor Aäron Premselaar van 28 Juli 1955 uit het A-register 108-folio 3verso; de website jodentransporten vanuit Nederland.nl en de Rode Kruis publicatie Auschwitz deel VI uit 1952, evacuatie en afvoertransporten uit Auschwitz.