Verhaal

In Memoriam

Heinz Leo Spiegel en Frieda Spiegel zijn kinderen van Moses Josef Spiegel en Sara Feiga Spiegel-Meller. Beide ouders zijn van Poolse komaf.

De ouders van de kinderen treden in het Duitse Oberhausen met elkaar in het huwelijk. Wanneer zij hun geboorteland Polen hebben verlaten is onbekend gebleven.

Op 4 juli 1931 bevalt Sara Feiga van een zoon die de namen Heinz Leo krijgt. Het gezin woont op de Moltke Straße 181, in Oberhausen. Op 5 januari 1933 wordt dochter Frieda geboren. In sommige officiële documenten wordt zij Friedel genoemd, deze naam komt niet voor op de geboorteakte. Het woonadres tijdens de geboorte van Frieda is Styrumer Straße 26. De geboorteaktes noemen als beroep van hun vader respectievelijk: koopman en handelaar in tweedehands goederen.

Het gezin verhuist op onbekende datum naar Keulen. Dit is de stad waar Sara Feiga ook voor haar huwelijk woonde.

Omdat Heinz Leo en Frieda geen 'typisch Joodse voornaam’ hebben, moeten zij, op bevel van de nazi’s, vanaf januari 1939 een stigmatiserende persoonsnaam aan hun eigen voornaam toevoegen. De officiële naam van deze verordening luidt: ‘Zweite verordnung zur Durchführung des Gesetzes über die veränderung von Familiennamen und Vornamen’. Deze wet schrijft voor dat vanaf 1 januari 1939 alle Joden die Duits onderdaan zijn, maar geen 'typisch Joodse voornaam' dragen, een tweede persoonsnaam aan hun naam moeten toevoegen (deze wet gold dus ook voor Duitse Joden die uit Duitsland waren gevlucht). De mannen worden verplicht ‘Israël' aan hun persoonsnaam toe te voegen en de vrouwen ‘Sara’. Op een lijst is te lezen dat hun voornamen als ‘niet typisch Joods’ worden aangemerkt.

Enkele maanden na de Kristallnacht in Duitsland worden de twee kinderen door hun ouders naar Nederland gestuurd. Heinz Leo is dan 7 jaar oud en Frieda is net 6 jaar oud. Een notitie op hun Nederlandse persoonskaart maakt duidelijk dat hun moeder nog in Keulen verblijft en over hun vader staat vermeld: ‘thans in Polen’.

De kinderen komen in februari 1939 aan in Nijmegen en worden een week later ondergebracht in het voormalige quarantainegebouw ‘Heijplaat’, dat voor een groot aantal Joodse vluchtelingen de eerste verblijfplaats is. Hierna volgt ‘Huis ten Vijver’ in Scheveningen. Een jaar na aankomst in Nederland worden ze op 18 februari 1940 als pleegkind ondergebracht bij het echtpaar Andreas Kamp (1908-1943) en Elisabeth Kamp-de Vries (1908-1942). Het echtpaar heeft zelf geen kinderen en woont aan de Waltersingel 62 in Apeldoorn.

Over het lot van hun ouders is weinig bekend. Op een ongedateerde lijst worden Moses Josef en Sara Feiga genoemd als ‘inwoners’ van het getto van Krakau. Het is bekend dat dit getto in maart 1940 in gebruik werd genomen. Ongeveer 15.000 Joden werden hier ondergebracht in een wijk die de huisvestingscapaciteit had van slechts een vijfde van dit aantal. In mei 1942 beginnen de massale deportaties en half maart 1943 wordt het getto geliquideerd.

De kinderen volgen onderwijs op basisschool Berg & Bosch, aan de Soerenseweg. Als de kinderen vanwege een anti-Joodse maatregel na de zomervakantie van 1941 niet meer naar hun eigen school mogen, worden Heinz Leo en Frieda respectievelijk in de vierde en derde klas van de hiervoor apart geopende Joodse school geplaatst.

Hun pleegvader wordt in de (na)zomer van 1942 tewerkgesteld in een werkkamp in Lievelde (ook wel omschreven als: Lichtenvoorde). Heinz Leo en Frieda worden in de nacht van 2 op 3 oktober samen met hun pleegmoeder uit hun huis weggevoerd en in het doorvoerkamp geregistreerd. Hier worden de kinderen herenigd met hun pleegvader.

Heinz Leo en Frieda worden (een deel van de tijd) ondergebracht in barak 35, de plek voor kinderen zonder ouders. Op een bepaald moment wordt er ruggespraak gehouden met Andreas en Elisabeth over de juiste verblijfplaats voor deze twee kinderen. Na overleg wordt besloten de kinderen binnen barak 35 te houden. Broer en zus Spiegel worden net als alle geïnterneerde kinderen tussen de 6 en 14 jaar verplicht gesteld om binnen het kamp naar school te gaan (vanaf 15 jaar moesten kinderen werkzaamheden verrichten binnen het kamp). Omdat er telkens nieuwe leerkrachten het kamp worden ingebracht, en andere onderwijzers naar ‘het Oosten’ worden gedeporteerd, is het goed mogelijk dat Heinz Leo en Frieda geregeld met andere onderwijzers te maken hebben gekregen. Omdat ook het aantal leerkrachten kon wisselen, kon ook het aantal (leeftijdsgebonden)klassen om die reden variëren.

Op maandag 26 oktober 1942 worden Andreas en Elisabeth, zonder hun pleegkinderen, op transport gezet. Transport 31 telt 24 wagons en in totaal 841 gedeporteerden. Op donderdag 29 oktober 1942 arriveert de trein op het overslagperron van het dorp Auschwitz. Elisabeth wordt direct vergast, Andreas bezwijkt aan de gevolgen van dwangarbeid.

Na ruim zeven maanden in het doorgangskamp geïnterneerd te hebben gezeten, worden Heinz Leo en Frieda op dinsdag 18 mei 1943 met transport 64 naar Sobibor gedeporteerd. Het transport telt 48 wagons en onder de 2.511 gedeporteerden zijn in totaal 620 kinderen. Na een reis van drie dagen worden zij direct bij aankomst in Sobibor vergast. Niemand uit dit transport overleeft de oorlog.

Bronnen: Afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork, CODA Archief Apeldoorn, Digitaal Joods Monument, Erica adresboek van Apeldoorn, het Gelders Archief, ITS Archiv Bad Arolsen (International Tracing Service), het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters, Yad Vashem, het Nationaal Archief en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Duitse Oorlogskinderen in Nederland, Stadsarchief Amsterdam, ‘De Oorlog’ door Ad van Liempt, Gemeente Oberhausen, Stadtarchiv Oberhausen, United States Holocaust Memorial Museum en Stichting Sobibor.

18 februari 2022