Verhaal

Ik vertel hier het verhaal van Femmy Keijzer

Thomas a Kempisstraat 33

Alle rechten voorbehouden

Ik vertel hier het verhaal van Femmy Keijzer, een zesjarig Joods meisje uit Zwolle. De opzet is te illustreren dat er niet, zoals zo vaak gezegd wordt, zes miljoen Joden door de Nazi’s en hun handlangers vermoord zijn maar omdat er zes miljoen keer één Jood vermoord is.

Ramen zijn de ogen van een huis. Achter die lege ogen verschuilt zich de geschiedenis en geheimen die daar verstopt zijn. Dit gewone winkelhuis aan de Thomas a Kempisstraat 33 was vroeger, in de dertiger jaren, een slagerij en woning voor Semmie en Sophia Keijzer en hun dochtertje Femmy. Ze maakten deel uit van een levendige joodse gemeente in Zwolle met twee centra, sjoel (de synagoge) en Hotel-Restaurant Wijnberg op de Veemarkt.

Ook wonen daar Femmeke Davidson, Sophia’s moeder met haar tweede man Abraham, de originele eigenaar van de slagerij en Sophia’s zuster Go Davidson en haar dochter Vera hebben daar onderdak gevonden nadat zij door de bezetters uit hun huis gezet waren. Femmy en haar nichtje zijn van dezelfde leeftijd en zijn hartsvriendinnen.

Thomas a Kempisstraat 33

P76. Femmie Keyzer en Vera Davidson.jpg

Femmy Keijser en Vera Davidson

De slagerij is dan niet meer van Semmie, Joden mogen geen bedrijf meer hebben, deel van het plan om hen uit de maatschappij te sluiten. De winkel is in handen van een “Verwalter” een door de Duitsers aangestelde beheerder, wordt geliquideerd en Semmie, nu werkeloos, is wettelijk verplicht om naar een werkkamp te gaan. Dit is de manier waarop de Nazi’s Joden vangen om ze en masse naar de vernietigingskampen te kunnen vervoeren gebruikmakend van de Nederlandse ambtenarij.

Eind september 1942 komt het bevel dat alle bewoners van het huis zich moeten voorbreiden om zich te voegen bij hun mannelijke familieleden uit de werkkampen die naar doorgangskamp Westerbork in Drenthe overgebracht worden. Dit bevel wordt landelijk uitgevoerd en is de eerste grootschalige oproep, anderen zullen volgen. Samen zullen ze dan “verplaatst” worden naar Polen, waar ze met alle andere Europese Joden een nieuw leven zullen beginnen en werk zullen vinden. Het is een geraffineerde truc dat ervoor zorgt dat de transporten zonder veel weerstand kunnen plaatsvinden

De realiteit van de dodenkampen wordt door bijna allen genegeerd, het is te gruwelijk om erin te geloven, en zelfs als de Poolse regering in ballingschap een communiqué over de vernietigingskampen aan alle geallieerde landen stuurt maakt het nauwelijks indruk. De Nederlandse regering in London verspreidt dat nieuws via Radio Oranje. Er is een soort gelatenheid onder de Joodse slachtoffers en de Nederlandse bevolking, de Duitsers zijn oppermachtig. Verzet is minimaal en wat er is wordt hard aangepakt door de bezetters.

Op 2 oktober 1943, Jom Kippoer, de heiligste dag in het joodse geloof, bellen twee Zwolse politieagenten aan die hen, gepakt en gezakt, lopend naar het verzamelpunt, de gymnastiekzaal van het Gymnasium Celeanum, brengen.

Het voormalige Gymnasium met rechts de gymnastiekzaal

Met deze abstractie heb ik jaren geleefd totdat ik “de foto”, die van Joden op de Keersluisbrug op weg naar de school, toegestuurd kreeg. Ik heb daar wel een uur naar gestaard, eerst om te zien of ik iemand herkende maar daarna om de realiteit in te drinken: dat is de plek waar mijn ouders, familie en hun vrienden en bekenden langs liepen om nooit meer terug te komen, op zes overlevenden na. Eromheen staan groepen mensen te kijken, geïnteresseerd en gedesinteresseerd tegelijkertijd, “ze stonden erbij en ze keken ernaar.” Een schrijnende bijkomstigheid is dat op dezelfde filmrol foto’s van Duitse militairen staan.

Joden bewaakt door politieagenten op weg naar het Gymnasium

Femmy en haar familie komen aan in de gymnastiekzaal en namen bij elkaar plaats op de kale houten vloer. Gedurende de dag worden 84 mensen binnengebracht, voornamelijk jonge vrouwen en kinderen en een paar mannen die tot dan dispensatie van de werkkampen hadden gekregen. De zaal is overvol en al spoedig ruikt het naar natte kleren en lichaamsgeur. Er zijn twee toiletten en een wasbak. In korte tijd zijn de toiletten onbeschrijfelijk vies en zonder toiletpapier.

Dit verzamelpunt aan de Veerallee en de datum is met zorg gekozen. In het weekend is er geen school en het is vlak bij het veemarkt treinstationnetje. Op maandag is er geen spoor van het gebeuren over. Aan beide kanten van het Gymnasium is de weg afgezet door Duitse militairen. Toeschouwers aan de overkant van de Willemsvaart worden weggejaagd en bedreigd met represailles als ze ruchtbaarheid geven aan wat ze gezien hebben. Dat is succesvol, het gebeuren is bijna geheel onbekend aan het publiek totdat Dr. Wim Coster, een historicus die in de Veerallee buurt woont en over zijn wijk in de oorlog schrijft, er aandacht aan besteedt. Op zijn initiatief komt er tenslotte een gedenkteken voor het voormalige gymnasiumgebouw met een jaarlijkse herdenking.

Femmy is zich van geen gevaar bewust. Go Davidson, de zuster van Sophia voegt zich bij hen met haar dochtertje Vera. Femmy speelt met haar nichtje en andere kinderen, hangend aan de Zweedse rekken van de gymnastiekzaal. Die nacht slaapt ze met haar celluloid pop in de armen. Maar de volwassenen hebben moeite met slapen, bezorgd als ze zijn over de toekomst.

De volgende morgen wordt Go Davidson bezocht door een man die voor de SD, de staatsinlichtingendienst van Nazi Duitsland, werkt. Go’s echtgenoot, Barend Davidson, is opgepakt wegens verzetswerk en wordt gevangen gehouden, eerst in het “Oranjehotel” in Scheveningen, daarna in Berlijn waar hij tenslotte geëxecuteerd wordt. De man weet dat in Go’s huis papieren zijn met betrekking tot zijn illegale werk en vraagt haar die op te halen en daar af te leveren omdat het Barend zal kunnen helpen in zijn strafproces. Go ziet haar kans om weg te komen en zegt alleen te gaan als je haar dochter mee kan nemen. Dat mag en als ze vraagt om Femmy als gezelschap voor Vera wordt dat ook toegestaan. Met beide kinderen aan de hand loopt ze naar de uitgang maar vlak voor de deur rukt Femmy haar handje los en rent terug naar haar moeder. Haar grootmoeder zegt: “maak je geen zorgen, over zes weken zijn we toch weer terug.” In minder dan zes weken zijn ze allen vermoord. Go Davidson en Vera gaan niet terug naar het gymnasium, duiken kort daarna onder en overleven de oorlog.

Later in de dag lopen alle gevangenen de korte afstand naar het Veemarktstation bij de veemarkt en het abattoir. Dit station is er speciaal voor de veemarkt waar een groot deel van de aangevoerde dieren het leven laten, net zoals in korte tijd de Joden in Auschwitz. Het hoofdstation is vlakbij en daar stappen ze in personenwagons op weg naar Westerbork. Die dag is het kamp voor het eerst direct bereikbaar bij trein. Het bestuur van de Nederlandse Spoorwegen, in tegenstelling tot het personeel, werkt nauw samen met de bezetters en levert het zijspoor op tijd op.

Kamp Westerbork. De ‘Boulevard des Misères’. Langs deze weg lag de spoorlijn naar de vernietigingskampen in het oosten.

Op die dagen komen 10,000 joodse mannen uit de werkkampen en hun familieleden in Kamp Westerbork aan, meer dan wat het kamp op berekend is. Het is in 1939 opengesteld om de Joodse vluchtelingen die in grote getale naar Nederland kwamen onder te brengen. Oorspronkelijk was het plan om een kamp in Elspeet te bouwen maar vanwege protesten van onder andere Koningin Wilhelmina, die zo’n instelling niet zo vlakbij haar Paleis “Het Loo” wilde hebben (18 kilometer) werd tenslotte een plek op de Drentse heide verkozen. De bouwkosten werden grotendeels door de Nederlandse joodse gemeente gedragen.

De leiding van het kamp is in handen van een Duitse commandant, het dagelijkse bestuur wordt gevormd door voornamelijk Duitse en Oostenrijkse Joden, die ook degenen die afgevoerd naar de dodenkampen uitkiezen. Er zijn slechts 20 tot 30 SS bewakers, ontsnappen is bijna onmogelijk. Meer dan 100,000 mensen, voornamelijk Joden maar ook Sinti, Roma en politieke gevangenen zijn via Westerbork afgevoerd. Van hen hebben ongeveer 500 het overleefd.

Femmy en haar familie verblijven maar korte tijd in Westerbork, haar grootouders en ouders zijn allen in verschillende barakken (G3 en G5) ondergebracht. Er leven in die tijd zo’n twintigduizend mensen in kamp Westerbork, waardoor voeding, hygiëne en woonomstandigheden erbarmelijk zijn. Ze slapen met vierhonderd mensen in een kamer, drie bedden hoog, praktisch zonder de mogelijkheid zich te wassen.

Ze schrijven dagelijks brieven aan Go Davidson die teruggekeerd is naar de woning aan de Thomas a Kempisstraat, in het geheim, want officieel mag dat niet. De bewaard gebleven brieven vertellen over het gebrek aan eten (drie sneetjes brood per dag) en sanitair in het kamp. Ten slotte is er nog maar één maaltijd per dag, warm eten om kwart voor vier. Femmy, zoals alle kinderen in het kamp, krijgt een extra rantsoen. Ze vragen om zaken die nodig zouden zijn in Polen, hun eindbestemming. Medicijnen, koffers, kaarsen, zeep, warme kleren en schoenen, staan hoog op de verlanglijst.

Mezomme (geld) hebben ze niet meer, dat moesten ze aan de ‘joodse’ bank Lippman en

Rosenthal afgeven die het overmaakt aan de Nazi overheid. Dat maakt het omkopen om transport uit te stellen niet mogelijk zoals dat op grote schaal gebeurt. Go heeft nog wat geld in huis. Ze koopt allerlei benodigdheden voor de gevangenen en stuurt pakjes die meestal ook bij de familie aankomen.

Go’s moeder schrijft: ‘Iedere keer zeg ik, was Go maar hier even, doch ben ik toch blij dat je hier niet bent. Wanneer we gaan weet ik nog niet, het gaat hier alles onverwacht. We zijn allemaal goed gezond en denken het komt wel goed.’ Ten slotte is er nog een op het laatst geschreven kaart, gedateerd oktober 17, 1942, waarop in haastige hanenpoten is aangegeven dat allen op transport zijn gesteld.

Laatste brief uit Westerbork:” Vrijdag 2 nov Lieve schatten. Met dat wij vertrokken zijn schrijf ik julli hopenlijk komt de brief over We zijn allen gezond en dank jou en ook mijn ouders wat ze voor ons gedaan. Schrijf je naar ons huis Go we zijn allen flink Schrijf ook aan Gretha

Transporten vertrekken in die tijd twee keer per week naar Auschwitz, de “reizigers” krijgen dat de dag daarvoor te horen. De bestemming wordt voor hen verborgen en alles wordt eraan gedaan om het vertrek zo rustig mogelijk te laten verlopen om verzet en paniek te voorkomen. De treinen vertrekken in het midden van de nacht, de donkerte en de vermoeidheid maakt de gevangenen mak. Met hun koffers komen Sophia en Femmy terecht in een aan de buitenkant geblindeerde derde klas passagierswagon. De wagons zijn volgepropt met mensen; er is geen licht, geen voedsel en niet genoeg water. Sanitair, als het er al is, bestaat uit een tonnetje, de deuren zijn op slot. De locomotieven kunnen niet meer dan 25 wagons trekken, in twee zitten de SS bewakers, 1000 Joden vullen de rest van de trein, ze hebben geen idee waar ze heengaan of hoe lang de tocht zal duren.

 

Vertrek uit Westerbork

De trein vertrekt en de reis begint, het duurt tussen 2.5 en 5 dagen, afhankelijk van het weer en ander verkeer. Af en toe stopt de trein en de mensen worden per wagon onder bewaking even naar buiten gelaten om op een open plek hun behoefte te doen. De nachten zijn erg koud in midden Europa en Femmy ziet oude mensen en baby's sterven aan onderkoeling en vochtgebrek.

Tenslotte stopt de trein weer, wachtend voor verscheidene uren op het rangeerterrein voor Kamp Auschwitz-Birkenau tot het nacht is. Dan zet deze zich voor het laatst in beweging en stopt op de “Judenrampe”, het Jodenperron. De deuren vliegen open, de slachtoffers verblind door het plotselinge licht van schijnwerpers, gedesorienteerd door de uitputtende reis, smerig, uitgedroogd en hongerig, worden ruw naar buiten gedreven met achterlating van hun bagage. De inhoud daarvan wordt later door leden van het “Sondercommando”, bestaande uit andere joodse gevangenen en buitenlanders gesorteerd en naar Duitsland gestuurd als oorlogsbuit.

Er is een oorverdovend lawaai op het perron, vol met schreeuwende bewakers en Duitse soldaten, sommige met agressieve honden, getraind om op gevoelige plaatsen te bijten. Alles moet snel gebeuren, er wordt geslagen, soms met rijzwepen of knuppels voor het minste of geringste. Er vallen bijna altijd doden in de eerste tijd om de mensen nog meer angstig en murw te maken. Er worden aparte rijen van Joodse mannen en vrouwen gevormd die langs ambtenaren in witte jassen lopen, dokters die hen selecteren op de geschiktheid om hard werk te verrichten. De beruchte concentratiekamp arts Joseph Mengele die onmenselijke experimenten op tweelingen en vrouwen uitvoerde is een van hen. Ongeveer 50 jonge, sterke mannen en vrouwen worden apart gehouden voor de werkkampen en werken daar totdat bijna allen in korte tijd door uitputting, mishandeling of ziekte sterven. Hun verwachte levensduur is zes weken tot drie maanden. Femmy is uitzinnig van angst, kan niet ophouden met huilen, net zoals de andere kinderen en vele ouderen. Sophia tilt haar op en draagt haar voor de rest van de tijd. Ze worden naar de rij met moeders met kinderen, zwangere, zieke en oude vrouwen gestuurd. Wat er verder gebeurt wordt voor het overgrote deel aan de “Sondercommando’s” overgelaten, zij doen het vuile werk. Duitsers zijn te gevoelig en moeten gespaard worden voor de schok van het lijden van anderen, zelfs als het Untermenschen zijn.

 

Selectie bij aankomst in Auschwitz

Ingangspoort van Auschwitz

Allen die kunnen lopen gaan via de beruchte ingangspoort van Kamp Auschwitz Birkenau naar het “Witte Huis” een verbouwde boerderij die in deze tijd fungeert als de plaats waar vergassing en de voorbereiding daarvoor plaatsvindt. Oude en zwakke mensen gaan daar in vrachtwagens naartoe. Er staat een Rode Kruis ambulance te wachten, gevuld met bussen gif.

De afstand die de ongeveer duizend slachtoffers moeten lopen is ongeveer anderhalve kilometer, het gaat langzaam, er zijn opstoppingen. Ze worden voortdurend gevraagd of ze juwelen of goud bij zich hebben om het af te geven, “Je hebt het toch niet meer nodig.”

Wachtend voor de gaskamer in Auschwitz

De ruïne van de gaskamer, bunker 2, ook wel het "witte huis" genoemd

De laatste 200 meter is de “Himmelstrasse” een smalle laan met een schutting van gevlochten wilgentenen aan beide kanten die doodloopt. De stemming is somber en vol van angst maar niemand vermoedt wat er gaat gebeuren en er is geen verzet of paniek. Ze worden naar rechts gestuurd om zich, mannen en vrouwen apart, geheel uit te kleden. Femmy heeft haar moeder nog nooit naakt gezien, laat staan andere vrouwen en huilt weer van angst en schaamte.

Ze worden bevolen hun kleren netjes op te vouwen en de veters van hun schoenen an elkaar te knopen zodat ze deze na het ontluizen makkelijk terugvinden. Op een vuur staat een grote ketel met soep, die heerlijk ruikt voor de verhongerde en verdorste Joden. Ze zullen allemaal een kop soep krijgen maar eerst moeten ze zich douchen en ontluisd worden in het gebouw aan de overkant. Hoofdluis is zeer algemeen in die tijd, dus dat verzoek is niet ongebruikelijk.

Dan worden ze naar het andere gebouw gedreven, er zijn vier ijzeren deuren die wijd openstaan. De kamers daarachter zijn kaal en wit gekalkt, van het plafond hangen douchekoppen. Volgepakt kunnen er 200 mensen in iedere douchekamer.

Ze worden volgens een systeem gevuld, eerst de vrouwen, dan de oude mannen, de bejaarde vrouwen en dan jonge mensen zich die naar binnen duwen totdat de hele kamer zo vol is dat er alleen staruimte is.Femmy klampt zich aan haar moeder vast. Het is nu duidelijk dat dit geen doucheruimte is maar de deuren zijn al dicht. Er zijn geen ramen, alleen wat openingen in het plafond.

Gaskamer in Auschwitz

Vanaf het dak werpen mannen met gasmaskers bussen met Zyklon B door de openingen naar beneden en sluiten die dan af. Zyklon B is een insecticide in  korrelvorm, lokaal gemaakt door de Hoechst chemische fabriek in Auschwitz zelf. Het werd speciaal gemaakt voor vergassing van mensen, het vroegere Zyklon A was niet sterk genoeg. Het vormt cyanide, blauwzuurgas als het aan de buitenlucht wordt blootgesteld. Het is een heel effectief middel om insecten maar ook mensen te doden. De Nazi’s hebben geëxperimenteerd op Russische krijgsgevangenen en met succes, de slachtoffers stierven bijna onmiddellijk. Het is de Duitse versie van een humane en efficiënte manier om grote aantallen mensen om het leven te helpen, zonder lijden of uiterlijke vormen van geweld. Het wordt ook gebruikt voor ampules om zelfmoord te plegen. De oorlogsmisdadiger Maarschalk Hermann Goering doodt zichzelf daarmee in Neurenberg om zo executie te vermijden.

In de gaskamers gaat het anders, de ruimtes zijn te groot voor het aantal Zyklon B bussen en alleen waar ze neerkomen is de dood onmiddellijk. Elders duurt het 10 tot 15 minuten, soms zelfs langer. Van buitenaf kan men vaak het gegil van de slachtoffers horen en in een wanhopige poging te ontsnappen wordt er hard op de deuren gebonsd. Omdat blauwzuurgas lichter is dan lucht en zich vanuit het plafond langzaam verspreid sterven de langere mensen het eerst en zo ziet Femmy haar moeder naar lucht happend dood gaan voordat ze zelf stikt.

 

Zyklon B, uitgevonden door een joodse man

Als opzichters door kijkgaten zien dat allen zijn overleden gaan de voor- en achterdeuren open en de kamer wordt gedurende een half uur gelucht. Als alles “veilig” is komen de mannen van het Sondercommando en slepen de lijken uit de gaskamer door de achterdeuren. Ze scheren het haar af voor vulling van matrassen en meubilair, trekken gouden tanden en kiezen en checken uitwendig en inwendig naar juwelen en andere kostbaarheden. De kamers worden schoongepoten en de muren opnieuw gewit, klaar voor de volgende groep.

De crematoria zijn in die tijd nog niet gereed dus worden lijken per handkar naar diepe kuilen gebracht en zo gecremeerd. Op de bodem van de kuil liggen spoorrails, de doden worden in lagen opgestapeld met lagen hout ertussen, overgoten met benzine en zo gecremeerd. De stank en rook van de brandende lijken is in de verre omgeving te ruiken en te zien. “Wir haben es nicht gewusst.”

Verscheidene keren per dag werden zo Joden en anderen op industriële wijze vermoord. Berekend naar het aantal treintransporten zijn er zeker 1,3 miljoen mensen in Auschwitz vanaf het begin van 1942 tot oktober 1944 vermoord waaronder ongeveer 46500 Nederlanders maar een precies aantal is niet na te gaan.

Ik heb de geschiedenis van dit onschuldige meisje geschreven om uit te leggen waarom ik het geloof in de menselijkheid van de mensheid heb verloren. Het jodendom is de oudste monotheïstische religie die er is. Antisemitisme, Jodenhaat, is bijna net zo oud, het is als het ware het op een na oudste geloof, lijkt onuitroeibaar, is gebaseerd op waanideeën en gestookt door haat propaganda: er is altijd wel een stok om een Jood te slaan.

Toch hoop ik dat door verhalen zoals deze aan jonge mensen te vertellen er een ommekeer kan komen zodat “Alle Menschen werden Brüder” een realiteit kan worden. Voorkomen is beter dan gedenken.

 

PS: Het huis aan de Thomas a Kempisstraat heeft nog een geheim. Lang na de oorlog werd bij een verbouwing achter het behang een aantal voorwerpen gevonden die duidelijk bij de familie Keijzer hoorden: onder andere een foto van Semmie, Sophia en Femmy, wat joodse boeken, speelgoed en een rekening van de hondenbelasting, niets van waarde. Ze worden nu in het museum van de Zwolse synagoge bewaard. Toen Go Davidson daarover hoorde was ze erg ontdaan en zei: “Wie stopt er nou alleen een paar oude spullen achter het behang, wat was er nog meer en waar is het gebleven?” Het zou niet de eerste keer zijn dat Joodse oorlogsbezittingen gestolen zijn.

Teruggevonden voorwerpen in de Thomas à Kempisstraat 33