Jacob Coster, een zoon van Barend Coster en Betje van Coevorden, was op 29 Maart 1912 in Rotterdam geboren. Zijn vader runde een winkel in hoeden en petten in Rotterdam en zelf verdiende hij de kost als koopman.
Op 4 September 1940 trouwde hij in Rotterdam met Belia Meijer, een dochter van Izaäc Meijer en Saartje Maritz. Belia was geboren in Gorinchem op 27 Februari 1917 en werkte als fabrieksarbeidster.
Op 29 Augustus 1930 kwam het gezin Meijer vanuit Gorinchem naar Rotterdam, waar zij in de Kipstraat 91 kwamen te wonen. Jacob Coster echter woonde toen thuis bij zijn ouders in de Noordmolenstraat 8b in Rotterdam; vanaf begin Februari 1936 betrok het gezin Coster een woning in de Vlaggemanstraat 26a.
Jacob en Belia betrokken echter op 4 September 1940, als jonggehuwden, een eigen woning, in de Bergpolderstraat 32a in Rotterdam Noord. Daar hebben zij gewoond tot het moment dat zij beiden op 31 Juli 1942 in Westerbork werden geregistreerd. Zij hadden geen kinderen.
Ongetwijfeld hebben zij behoord tot de eerste groep van 2000 Rotterdammers die een oproep kregen voor “de onder politietoezicht staande werkverruiming in Duitsland", de Arbeitseinsatz, waarvoor zich uiteindelijk “slechts”1100 personen hebben gemeld. Voor een geneeskundige keuring dienden zij zich te begeven naar het doorgangskamp Westerbork, station Hooghalen, waartoe zij op 30 Juli 1942 om 18.00 uur in de verzamelplaats Rotterdam, Entrepotstraat, Loods 24 aanwezig dienden te zijn.”
Het eerste transport vanaf Loods 24 met 1100 mensen, waaronder ook Jacob Coster en zijn vrouw Belia Coster-Meijer, vertrok in de nacht van 30 op 31 Juli 1942. Na aankomst in Westerbork werden Jacob en Belia op 3 Augustus 1942 op transport gesteld naar Auschwitz, een transport van uitsluitend personen uit loods 24, 493 vrouwen en 520 mannen, in totaal 1013 gedeporteerden. Van de 2000 opgeroepen personen bleven er 900 thuis of doken onder.
Bij aankomst in Auschwitz , ±5 Augustus, werd al snel duidelijk dat allen in een onmenselijk regime terecht gekomen waren waar Jacob en Belia en anderen het niet lang hebben kunnen uithouden. Niet bekend is waar Jacob tewerkgesteld geworden is en wat voor werk Belia heeft moeten doen.
Uit de bewaard gebleven “Sterbebucher” van Auschwitz is echter gebleken dat Jacob Coster al op 31 Augustus 1942 in Auschwitz werd vermoord. Dit was na de oorlog nog niet bekend en de Nederlandse Autoriteiten hebben toen vastgesteld, mede op basis van getuigenissen van overlevenden en onderzoek, dat Jacob Coster na 30 September 1942 niet meer in leven zou kunnen zijn. De gemeente Rotterdam kreeg toen opdracht om een overlijdensakte op te maken voor Jacob Coster, waar in is vastgelegd dat hij op 30 September 1942 in Auschwitz is overleden.
Wanneer Belia Coster-Meijer precies is overleden, is ook onbekend. Daarom hebben de Autoriteiten in Nederland na de oorlog vastgesteld, dat Belia Coster-Meijer op 30 September 1942 is overleden, waarvan de gemeente Rotterdam een akte van overlijden heeft opgemaakt.
Bronnen o.a. het Stadsarchief Rotterdam, gezinskaarten van Barend Coster, Jacob Coster 1851 en Izaäc Meijer; website Joodserfgoed Rotterdam/Loods24;het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Jacob Coster en Belia Coster-Meijer; website Museum & Memorial Auschwitz-Birkenau/Auschwitz Prisoners; Gemeente Rotterdam/overlijdensakte Jacob Coster nr. 1950/1530 d.d. 30 Juni 1950 folio 48 en voor Belia Coster-Meijer, nr.1950/1852 d.d. 30 Juni 1950, folio 103.