Juda Buitenkant was een zoon van Nantes Buitenkant en Klaartje Snijders. Hij was in Amsterdam geboren op 11 Augustus 1901, en werkte als magazijnbediende in het manfacturenvak. Hij was ongehuwd en woonde bij zijn ouders thuis in de Weesperstraat 7 hs in Amsterdam en had via de 3-jarige avondschool zijn diploma typen behaald en via de 5-jarige avondschool zijn diploma Frans.
Toen alle Joden in Nederland verplicht werden zich in 1941 te laten registreren bij de Joodse Raad kreeg Juda Buitenkant op 16 Juli 1942 een baantje bij de Algemene Dienst van de Raad: hij werkte bij de cartotheek op de Nieuwe Keizersgracht. Daar werd hij op 5 Januari 1943 overgeplaatst naar de afdeling groentedistributie als administrateur. Zijn vrijstellingsstempel was 90981 uit de serie 80.000 – 100.000 van de “eigenlijke Joodse Raadstempels”.
In Mei 1943 eisten de Duitsers dat de Joodse Raad 7000 personen van hun personeel moesten “vrijgeven voor vertrek”. Een commissie moest het Joodse Raad-personeel op drie lijsten plaatsen, de "absoluut onmisbaren", de "nodigen voor het werk" en de "misbaren", met als gevolg een grote paniek en chaos bij de Raad. Op de avond van 25 Mei moesten die 7000 opgeroepen personen verschijnen maar er verschenen er veel minder. De volgende dag mondde dat uit in de razzia van 26 Mei, waar uiteindelijk 3000 personen in het getto van Amsterdam werden gegrepen en afgevoerd werden naar het verzamelpunt bij het Muiderpoortstation. (bron: website dbnl.org/ ondergang van Dr. J. Presser, blz. 367-375).
Het Muiderpoortstation was de verzamelplaats waar de opgepakte Joden urenlang moesten wachten op de trein naar Westerbork. Op het terrein werd een foto-reportage gemaakt in opdracht van het weekblad "Storm" van de Germaanse SS in de Nederlanden. Een aantal van deze foto's werd in het nummer van 4 juni afgedrukt als onderdeel van een artikel dat eindigde met de zin: ‘Het afscheid is ons niet zwaar gevallen.’ (bron: website oorlogsbronnen.nl/razzia 26 Mei 1943).
Ook Juda Buitenkant werd die 26e Mei 1943 opgepakt en afgevoerd naar Westerbork, waar hij op 27 Mei werd geregistreerd en ondergebracht werd in barak 61. Juda heeft vervolgens pogingen ondernomen om aan deportatie te ontkomen. Zo werd op 3 Juni verzocht aan een zekere Joh. van der Pol in Nijkerk dat hij een Puttkammer verklaring moest verzorgen, waarin vermeld dat de tegenwaarden gestort waren. Op 12 Juni volgde de vraag aan V.d. Pol wanneer de Puttkammer verklaring uiterlijk in Westerbork moest zijn.
Op 15 Juni werd het Psychotechnisch Instituut van de Joodse Raad, Amstel 25 verzocht: gelieve omgaand test Hr. Biegel toe te zenden. En op 18 Juni 1943 werd aan de Joodse Centrale voor Beroepsopleidingen bevestiging verzocht dat betrokkene met succes een cursus voor schoenmaker had gevolgd. Op 19 Juni werden beide aanvragen doorgegeven aan de Joodse Centrale voor Beroepsopleidingen. Op 30 Juni is van daar het Psychotechnisch rapport en getuigschrift per post verzonden, wat op 1 Juli 1943 aan betrokkene werd uitgereikt.
Het uiteindelijke resultaat was, dat dit alles tot niets heeft geleid; Juda Buitenkant werd op 6 Juli 1943 tóch op transport gesteld naar het vernietigingskamp Sobibor, in een transport van in totaal 2417 slachtoffers, waar Juda bij aankomst op 9 Juli 1943 direct in de gaskamers werd vermoord. Er waren verder geen overlevenden van dit transport.
Bronnen o.a. Het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaart Nantes Buitenkant, archiefkaart Juda Buitenkant; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Juda Buitenkant; Stempels en Vrijstellingen/Dr. J. Presser “Ondergang” deel 1, editie 1965, blz 287; website Joods Amsterdam/Joodse Raad en de Wikipedia website jodentransporten vanuit Nederland.nl.