Jacob Stokvisch, de zoon van Abraham Stokvisch en Sara Waas, was geboren op 16 Juni 1898 in Antwerpen. Jacob’s vader was behalve los werkman ook schijvenschuurder en verbleef daarom met zijn vrouw en kinderen regelmatig in Antwerpen. Jacob was de enige zoon in het gezin met vier kinderen. Zijn zussen waren Marianne (1892), Roosje(1893) en Rachel (1895), die nog in Amsterdam geboren waren.
Abraham Stokvisch vertrok voor de eerste keer op 21 Juni 1895 vanuit Amsterdam naar Antwerpen. Zijn vrouw Sara Waas met haar drie dochtertjes volgden toen op 7 September. Zij verbleven in Antwerpen tot 15 Augustus 1903, keerden terug naar Amsterdam maar vertrokken op 18 November van dat jaar opnieuw naar Antwerpen. Inmiddels was daar in 1898 hun vierde kind en zoon Jacob geboren.
Jacob, die zijn brood verdiende als los-werkman en glazenwasser, trouwde rond 1923 in Antwerpen met Grietje Boas, de jongste van de vijf kinderen van Boas Boas en Rachel Mechanicus. Zij was geboren in Amsterdam op 20 Mei 1898 en werd later werkzaam als kleermaakster.
Grietje Boas verhuisde na haar geboorte verschillende keren mee met haar ouders naar Antwerpen, Borgerhout en weer terug naar Amsterdam waar zij o.a. werd ondergebracht bij bij een nicht van haar stiefmoeder Alexandrina Boas-van West, Margaretha van West, die gehuwd was met Nachman Schouten en in de Valkenburgerstraat 178 woonde. In September 1916, toen Grietje’s ouders weer uit Antwerpen in Amsterdam terugkwamen, voegde Grietje zich weer bij het gezin, dat toen inwoning vond op de Nieuwmarkt 9 bij Joseph van der Horst.
Op 29 Januari 1923 vertrok Grietje Boas definitief van Amsterdam naar Antwerpen, waar zij toen in het huwelijk trad met Jacob Stokvisch. Het echtpaar Stokvisch-Boas kreeg vier kinderen, t.w. Rachel Sara op 18 September 1925, Sara op 17 September 1927, Eva op 15 Februari 1931 en Lea op 15 Juni 1938. Alleen Eva was in Deurne geboren, de andere dochters in Borgerhout. Het laatst bekende adres van de familie was Confortalei 184 in Deurne.
Het hele gezin Stokvisch werd tijdens de grote razzia’s van eind Augustus en begin September in Antwerpen opgepakt en overgebracht naar het verzamelkamp Kazerne Dossin in Mechelen. Van daar werden Grietje Stokvisch en haar vier dochters op tranport gesteld met het 8e konvooi van Mechelen naar Auschwitz, wat op 8 September 1942 is vertrokken en in Auschwitz is aangekomen op 10 September 1942. Haar man Jacob Stokvisch werd pas met het 15e konvooi (XV) van 24 October 1942 op transport gesteld naar Auschwitz.
In Cosel werd nog wel een tussenstop gemaakt, waar 281 mannen tussen 15 en 50 jaar gedwongen werden de trein te verlaten om als dwangarbeiders in de omliggende kampen van Opper Silezië tewerkgesteld te worden. Zij die in de trein achterbleven, hoofdzakelijk vrouwen en kinderen, werden verder naar Auschwitz vervoerd en bij aankomst op 10 September 1942 onmiddellijk vermoord in de gaskamers van Auschwitz-Birkenau. Daaronder bevonden zich ook Grietje Stokvisch-Boas en haar dochters Rachel Sara, Sara, Eve en Lena.
Jacob Stokvisch echter werd vanuit Mechelen pas op 24 October 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Dit transport van het gecombineerde 14e en 15e konvooi met in totaal 1471 gedeporteerden, maakte geen tussenstop in Cosel en kwam in Auschwitz aan op 26 October 1942.
Omdat er bij de Duitsers groot gebrek aan "arbeiders" was, is het mogelijk dat Jacob Stokvisch na aankomst nog ergens tewerkgesteld is geworden, maar waar is onbekend, net als zijn exacte datum van overlijden. De Belgische autoriteiten hebben daarom als zijn overlijdensplaats "Onbekend" aangehouden en als sterfdatum de datum van zijn transport naar het "Oosten", n.l. 24 September 1942, hetwelk is overgenomen door de website Joods Monument.
Bronnen o.a. de Antwerpse Vreemdelingen dossiers 107845 image 263-282 en nr. 84263 image 84-101; het Stadsarchief Amsterdam/Bevolkingsregister en Overgenomen Delen/ Stokvisch; gezinskaarten van Boas Boas, Nachman Schouten en Grietje Boas, het Memoriaal van de Deportatie der Belgische Joden/Konvooi 8 van 8 September 1942 en Konvooi XV (15) van 24 September 1942 met Jacob Stokvisch/Memoriaal blz. 27 en 28.