Verhaal

Familie Kaim-Schweitzer

Wanneer op 10 mei 1940 de oorlog in ons land uitbreekt, wonen op dit adres Stephanie Charlotte Schweitzer, haar moeder Constanze Hainauer en haar zoon Robert Erwin Kaim. Constanze Hainauer wordt geboren op 26 maart 1868 in Breslau (Silezië – Polen) en is de weduwe van Fedor Schweitzer (1863, Schwientochlowitz – Silezië – Polen) die in 1939 in Leiden is overleden. Hun dochter Stephanie Charlotte wordt geboren in Berlijn op 6 november 1894. Zij trouwt met Otto Ernst Kaim (1880, Breslau). Het echtpaar krijgt drie zoons: Peter Robert (1916), Werner (1918) en Robert Erwin (8 juli 1921).

Stephanie is pas 36 jaar wanneer haar man Otto in 1931 op 51-jarige leeftijd komt te overlijden. Hitler komt twee jaar later aan de macht en het wordt voor joden in Duitsland steeds dreigender. Stephanie heeft dan al besloten dat het voor Peter en Werner veiliger is om Duitsland te verlaten en in 1933 worden zij naar een kostschool in Engeland gestuurd. Na twee jaar gaat Werner nog één keer terug naar Duitsland, maar wijkt korte tijd later uit naar Zuid – Afrika. In 1935 hertrouwt Stephanie met de Nederlandse advocaat Frits van Raalte (1889 – 1964). Het is ook zijn tweede huwelijk, want eerder was hij getrouwd met Lydia van den Bergh (1892 – 1943). Peter en Werner overleven de oorlog. Peter woont de rest van zijn leven in Engeland en Werner blijft in zuidelijk Afrika tot zijn emigratie naar de Verenigde Staten in 1980.

Na haar huwelijk met Frits van Raalte komen Stephanie en de 14-jarige Robert eind november 1935 vanuit Berlijn naar Nederland om zich te vestigen aan de Wittenburgerweg. Robert gaat naar de Gemeentelijke HBS in Den Haag, zijn stiefvader Mr. Van Raalte betaalt hiervoor het schoolgeld. Robert is 18 jaar wanneer hier de oorlog uitbreekt. Hij woont dan nog bij zijn moeder en stiefvader. Ook de moeder van Stephanie, Constanze, maakt deel uit van het gezin aan de Wittenburgerweg.

Op 12 maart 1941 laat Robert zich uitschrijven in Wassenaar en vertrekt naar Stolwijk, een dorpje in de Krimpenerwaard. Het laatst bekende adres is daar Stolwijk, F9 (thans Schoonouwseweg 50). De gemeente Stolwijk verklaart in 1957 dat er op 14 november 1942 de volgende aantekening is gemaakt: “sedert 3 juli 1942 was betrokkene spoorloos. Was alhier aanwezig op aan keerzijde genoemd adres ondergedoken. Op het archiefblad staat in potloodschrift nog de aantekening vermeld: stiefvader Mr. F. van Raalte, Wittenburgerweg 64, Wassenaar”.

In Gouda gaat Robert naar de Rijks H.B.S. waar hij bevriend raakt met een studie-genoot. Vanwege anti-Joodse maatregelen mag Robert geen eindexamen doen. De omstandigheden aan de Wittenburgerweg verslechteren snel. Er worden steeds nieuwe maatregelen afgekondigd tegen joodse landgenoten. In juni 1942 krijgen Stephanie en haar moeder bezoek van medewerkers van de Hausraterfassungsstelle. Deze organisatie richt zich op het in kaart brengen van alle roerende goederen die joden achter moeten laten bij hun gedwongen verhuizing of deportatie. De vooruitzichten voor Stephanie en haar moeder zijn uitermate slecht. Korte tijd later ontvangen zij en elf andere Wassenaarse joodse gezinnen een schriftelijke melding dat zij op 23 juli zullen worden opgehaald om, met verbeurdverklaring van hun bezittingen, op transport te gaan. Drie dagen voor de gevreesde datum op 20 juli 1942, nemen Stephanie (47 jaar) en haar moeder Constanze (74 jaar) het lot in eigen handen, verkiezen de dood boven een ongewisse toekomst en maken een eind aan hun leven.

Korte tijd later wordt Robert op de hoogte gebracht van het overlijden van zijn moeder en oma. Via het neutrale Zwitserland stuurt hij een brief aan zijn broer Werner en aan zijn oom Ernst Schweitzer waarin hij hen op de hoogte brengt van het overlijden van Stephanie en Constanze.

Onbekend is wat zich afspeelt in de periode tussen juli 1942 en begin september 1944. Wel weten we dat hij is ondergedoken in Driebergen en een actieve rol speelt binnen het verzet. Robert krijgt in Driebergen bezoek van zijn vriend uit Gouda. Deze oud-studiegenoot, inmiddels 99 jaar oud, zegt dat Robert aan een medescholier vertelde, dat ze een volledig, in de Duitse maatschappij en cultuur, geassimileerde familie vormden, zoals er ontelbaar velen waren. Robert vertelde hem destijds: “Ik wist eigenlijk nauwelijks dat wij joden waren. Er was die achternaam en dat was het dan”. Tijdens hun gezamenlijke wandelingen maakt Robert een neerslachtige indruk. Hij reist met een vals persoonsbewijs. Is dit laatste hem noodlottig geworden of is hij verraden en opgepakt?

Uiteindelijk belandt Robert in kamp Westerbork van waaruit hij op 3 september 1944 op transport wordt gesteld naar Auschwitz. Van daaruit gaat hij naar het concentratiekamp Stutthof bij Danzig, het huidige Gdansk in het noorden van Polen, waar hij op 31 december 1944 wordt vermoord. Hij is dan pas 23 jaar.

Robert Erwin Kaim staat vermeld op een oorlogsmonument in Stolwijk met de vermelding “student”. Bovendien staat er voor hem op de begraafplaats Zaspa in Gdansk óók een monument.

Bron: https://www.wassenaar.nl/_flysystem/media/brochure-struikelstenen.pdf