Femmetje Wurms, de eerstgeborene van de vier kinderen van Juda Wurms en Rebecca Vogel, was geboren op 30 April 1915 in Amsterdam. Zij had nog een jongere zus Catharina en twee broers, Isaac en Abraham. Zij trouwde in Amsterdam op 5 Augustus 1942 met Jacob Batavier, een zoon van Salomon Batavier en Naatje Menist.
Jacob Batavier was op 13 October 1915 geboren in Aarlanderveen en begon zijn werkzame leven als drogist; Femmetje was kleermaakster van beroep. Jacob ging echter óók het kleermakersvak in en werkte vanaf 17 Juli 1941 bij de confectie- fabriek Hollandia Kattenburg. Nadat Jacob en Femmetje in 1942 waren getrouwd, kwam Jacob inwonen bij Femmetje en haar ouders op de Tugelaweg 95 I in Amsterdam.
Hollandia Kattenburg leverde ook aan de Wehrmacht en dat was de reden dat de Joden bij Hollandia vrijgesteld van transport waren, net zoals hun gezinnen. Ze werden als economisch belangrijk gezien. (bron: website Joods Amsterdam/Hollandia Kattenburg).
Jacob en zijn vrouw Femmetje Wurms werden echter ten tijde van de grootschalige razzia’s van begin October 1942 gearresteerd en afgevoerd naar Westerbork, waar Jacob Batavier eerst terechtkwam in barak 56, de werkbarak kabels en batterijen maar niet veel later werd hij al tewerkgesteld in barak 59, de schoenmakerij en kledingreparaties.
Daardoor waren zij niet in de fabriek aanwezig, toen op 11 november 1942 tijdens een razzia bij confectiefabriek 'Hollandia Kattenburg' in Amsterdam-Noord, 367 Joodse medewerkers opgepakt werden en samen met hun familieleden werden weggevoerd naar Duitse concentratiekampen. (bron: website oorlogsbronnen.nl/razzia Hollandia Kattenburg)
Maar om onbekende redenen zijn Femmetje en Jacob op 19 November 1942 uit Westerbork ontslagen, zoals is vermeld op de Jacob’s registratiekaart van de Joodse Raad. Zij stuurden echter de dag tevoren, de 18e November nog een bericht vanuit Westerbork wat luidde: “Wij komen morgen 19 November terug”. Maar op 30 November 1942 werden de 367 eerder gearresteerde Joodse medewerkers van Hollandia Kattenburg zónder Jacob Batavier en Femmetje Wurms naar Auschwitz gedeporteerd.
Toch werden beiden opnieuw door de Duitsers opgepakt, en wel op 10 Februari 1943. Op die datum werden zij afgevoerd naar het concentratiekamp Vught en daar tewerkgesteld: Jacob als kleermaker op de afdeling “ Afwerking soldatenkleding“ (sltkl.Veredlung), net als zijn vrouw, die als mantelstikster bij Broekhuysen terecht kwam. Maar op 15 November 1943 werden zij met nog 1157 andere slachtoffers gedeporteerd in een rechtstreeks transport van Vught naar Auschwitz.
Het transport uit Vught arriveerde in Auschwitz op 18 November 1943 en bestond hoofdzakelijk uit mannen en vrouwen van de arbeidsgeschikte leeftijd en maar weinig kinderen en oudere personen. Bij aankomst vond geen selectie plaats: allen werden terstond geregistreerd. Vervolgens ging het hele transport zes weken in “quarantaine”, maar enkele groepen werden direct tewerkgesteld.
Voor wat de vrouwen en kinderen van dit transport betreft: getuigenverklaringen melden eensluidend, dat al in de eerste weken van het verblijf in Auschwitz – tijdens de “quarantaine” – een zeer groot aantal vrouwen aan typhus, dysenetrie en andere ziekten zijn overleden. De precieze datum in Januari 1944 waarop kinderen en vrouwen die kinderen bij zich hadden, voor de gaskamers zijn geselecteerd, bleek niet te bepalen. Slechts vijf vrouwen hebben de selecties van Januari 1944 overleefd dus moet worden geconcludeerd dat alle andere vrouwen (waaronder ook Femmetje Batavier-Wurms), en de kinderen uiterlijk 31 Januari 1944 als gevolg van ziekte, uitputting, vergassing of anderszins zijn overleden.
Voor wat de mannen betreft is geconcludeerd dat ten tijde van de twee grote selecties in Januari 1944, personen boven de 45 jaar naar “Blok 18” (het vergassingsblok) gingen en dat mannen van 18 tot 45 jaar verdeeld werden in twee groepen, waarvan de ene, ca 100-150 man is tewerkgesteld werd in Auschwitz-Birkenau, terwijl de andere groep naar de kolenmijnen van Jannina, Jawischowitz en Fürstengrube werd overgebracht. Verlaringen van getuigen noemen voor de tewerkgestelden in de mijnen van Janina en Fürstengrube een gemiddelde levensduur van twee à drie maanden.
Door alle onderzoek en getuigenverklaringen is het aannemelijk te stellen dat de mannen van dit transport van 18 tot 45 jaar die naar het mijngebied zijn overgebracht, tenzij individueel anders kon worden vastgesteld, geacht worden te zijn overleden uiterlijk 31 Maart 1944. De data, waarop de selecties in Januari 1944 hebben plaatsgevonden bleken niet precies te bepalen, waardoor moet worden geconcludeerd dat alle andere mannen van dit transport, waaronder ook Jacob Batavier, zijn overleden in Auschwitz-Birkenau, uiterlijk 31 Januari 1944.
Bronnen o.a het Stadsarchief Amsterdam, gezinskaarten van Salomon Batavier (1884) en Juda Wurms (1886); archiefkaarten van Femmetje Wurms, Jacob Batavier; woningkaart Amsterdam Iepenweg 21 III/gezin Salomon Batavier; het archief van de Joodse Raad, registratiekaarten van Femmetje Batavier-Wurms en Jacob Batavier; website Joods Amsterdam/Hollandia Kattenburg; website Oorlogsbronnen/razzia Hollandia Kattenburg; website ITS Arolson/kampkaarten uit Vught voor Femmetje Batavier-Wurms en Jacob Batavier; Wikipedia website Jodentransporten vanuit Nederland.nl/30-10-1942 en 15-11-1943; de Nederlandse Rode Kruis publicatie uit October 1953/ Auschwitz deel IV/deportatietransporten naar Auschwitz/najaar 1943/ blz. 57 punt IV, 58 t/m 61 en blz. 68 en 69, betreft het transport van 15 November 1943 en de overlijdensaktes 115 d.d. 31-08-1951 uit het A-register 85-folio 21 en nr. 490 d.d. 17-08-1951 uit het A-register 83-folio 83verso, opgemaakte te Amsterdam.