Philip Goldsmit lag in april 1943 in het Arnhemse Gemeenteziekenhuis. Hij werd op 7 april 1943 opgehaald door de Arnhemse politie. De geneesheer-directeur Pieter Reinders Folmer weigerde zijn medewerking te verlenen en werd daarom in opdracht van de Sicherheitsdienst gearresteerd (Bron: Margo Klijn (2014, 2e druk). De Stille Slag, p.202). Goldsmit werd per bus overgebracht naar Westerbork. Van hetzelfde transport maakte zijn moeder Kaatje Goldsmit-Levie deel uit. Zij zat ondergedoken, maar werd samen met haar man Jacobs en twee zussen (Koosje en Mietje) van Philip Goldsmit in november 1942 gearresteerd. Jacob, Mietje en Koosje werden overgebracht naar Westerbork en gingen vandaaruit begin januari 1943 op transport naar Auschwitz. Zij overleefden allen de oorlog niet.
Kaatje Goldsmit-Levie kwam in het tijdelijke doorgangsziekenhuis aan de Amsterdamseweg 1-3 (het voormalige Jongenshuis) terecht. Philip en zijn moeder Kaatje maakten op 4 mei 1943 deel uit van een transport naar Sobibor. Van datzelfde transport maakte Philips' dochter Flora deel uit. Flora was twee weken eerder opgepakt bij het Blindeninstituut in Huizen. Het drietal werd na aankomst in Sobibor vrijwel direct vermoord.