Salomon en Fanny Kusiel hadden samen drie kinderen: Alice, Pepi en Siegfried.
Alice Ottenheimer - Kusiel werd geboren in Hochberg op 20 september 1893. Zij heeft met haar vroegste jeugdherinneringen een bijzonder documentje nagelaten. Zij heeft ze geschreven voor haar kleinkinderen in 1971. Na haar huwelijk (1920) woonde zij met haar man in Stuttgart. Zij beiden zijn pas in augustus 1941 met hun jongste zoon Fritz (1924-1999) vanuit Stuttgart, via Lissabon, naar Amerika gevlucht met als bestemming zus Pepi, die al eerder naar Amerika wist te vluchten. Hun oudste zoon Hans (later John), is na de Kristalnacht op 9 en 10 november 1938 opgepakt en heeft zes weken in het concentratiekamp Dachau vastgezeten. Toen hij vrij kwam, is hij begin 1939 (hij was toen ruim 17 jaar) alleen naar Amerika gevlucht. Vermoedelijk naar zijn tante Pepi. Pas in 1941 is hij weer met zijn ouders en jongere broer herenigd in New York. Alice is overleden op 1 maart 1987 in New York.
Pepi Kaufmann - Kusiel werd geboren in Hochberg op 2 augustus 1899. Zij is al in april 1937 met haar man en twee kinderen naar Amerika vertrokken. Zij heeft in 1939 vermoedelijk haar neef Hans en later in 1941 haar zus Alice, haar zwager en hun jongste zoon Frits onderdak geboden in Amerika. Zij is overleden op 3 september 1992 in Lakewood, New Jersey.
Siegfried Kusiel werd geboren in Hochberg op 3 maart 1901. Siegfried verhuisde al in 1922 naar Amsterdam om er fortuin te maken in het schoenenvak. Aan het einde van de twintiger jaren had hij een schoenenzaak in het centrum van Rotterdam. Hij is in 1929 in Amsterdam gehuwd met Kitty (Keetje) Montanjees (1901-1994). In 1931, een paar jaar na hun huwelijk, zijn ze in Schiebroek aan de Adrianalaan nummer 11 gaan wonen. Het echtpaar had geen kinderen. In 1939 hebben ze op de Adrianalaan onderdak geboden aan zijn ouders. In juni 1940 is zijn vader Salomon overleden en werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Ringdijk in Rotterdam-Schiebroek. Gedwongen door de maatregelen van de Duitse bezetter tegen de Joden, hebben Siegfried en zijn vrouw in oktober 1942 hun huis verlaten. Hun achterbuurman, Piet Dijkshoorn van fietsenmakerij en later autobedrijf Dijkshoorn aan de Hoge Limiet, heeft samen met zijn broer Wim Dijkshoorn met een caddy geholpen nog wat van hun huisraad in veiligheid te brengen. Siegfried heeft van 2 mei 1942 tot 8 november 1942 de Jodenster gedragen. Op 31 oktober 1942 werd hij gearresteerd en opgesloten op het politiebureau aan de Haagseveer in Rotterdam. Nadat hij was mishandeld en ondervraagd door de SS werd hij 4 november naar Amsterdam naar de Hollandse Schouwburg gedeporteerd om daarvandaan naar Westerbork te worden weggevoerd. Op 8 november werd hij in Amsterdam vrijgelaten, omdat hij als schoenmaker en reparateur van rugzakken een Sperr (uitzondering van deportatie) had. Daarna is hij naar Zeist gevlucht en na twee maanden is hij tot aan het einde van de oorlog ondergedoken in Utrecht. In die onderduikperiode leefde hij onder de naam: ‘Wim Dijkshoorn’.
Het is niet bekend of Siegfried en zijn vrouw bij elkaar op hetzelfde adres hebben gewoond tijdens hun onderduiktijd. Na de bevrijding zijn Siegfried en Keetje uit de onderduik terug gekomen en zijn ze naar de
Hoyledesingel in Rotterdam Hillegersberg verhuisd. Enkele jaren later was Siegfried in Rotterdam Centrum weer een schoenenzaak begonnen met de modieuze Franse naam 'Chaussures Kusiël'. Hij en zijn vrouw hebben tot 1982 op de Hoyledesingel gewoond. Kort nadat ze daarvandaan verhuisd waren naar Rotterdam Ommoord, is Siegfried op 14 juli 1982 overleden. Zijn vrouw Keetje is daarna weer terug verhuisd naar Schiebroek en is in 1994 overleden.
Bron: alemannia-judaica.de/