De omstandigheden rondom de arrestatie van het gezin Knorringa aan de Marconistraat 100 in Den Haag zijn met behulp van een drietal dossiers uit het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) 80 jaar na dato opgehelderd. Vier personen staan centraal in het noodlot dat het gezin op zaterdagavond 15 april 1944 trof waarbij vader Philippus Henri Knorringa (1880) werd doodgeschoten, moeder Elisabeth Knorringa-Vlessing (1886) werd gearresteerd en zoon Heiman Philip Knorringa (1917) werd neergeschoten.
De vier centrale figuren zijn onderduikgever Alexander Johannes Mesker (17-10-1888), woonachtig aan de Marconistraat 100, en drie V-mannen, zogenaamde ‘Vertrouwensmannen’ die jacht maakten op ondergedoken Joden en voor de Sicherheitsdienst (SD) werkten: Johannes Antonius Bosschieter (10-4-1914), Johannes Hendricus Christiaan Krom (14 maart 1916) en Antonie Bolland (23-01-1923).
De getuigenis van A.J. Mesker, ingediend bij de Politieke Recherche afdeling in ‘s-Gravenhage) op 8 juni 1947, is leidend in deze reconstructie (CABR-dossier37298). In oktober 1942 stelde Mesker de tweede etage van zijn woning aan de Marconistraat 100 beschikbaar aan het gezin Knorringa. De onderduik verliep onopgemerkt totdat een nieuw onderduikadres gezocht moest worden. “Aangezien ik in begin 1944 inkwartiering zou krijgen moest ik een andere plaats voor de Jodenmenschen opzoeken”, aldus Mesker.
Een vriend genaamd D. Oerlemans, destijds woonachtig in de Snelliusstraat, regelde op zaterdag 15 april 1944 een gesprek met een patiënt van hem, een magnetiseur met de naam Bosschieter, die werkte in een commissie om Joden onder te brengen. Met een akkoord van Philippus Knorringa ging Mesker in op de uitnodiging voor een verkennend gesprek. In het gesprek wekte Bosschieter vertrouwen, hij wist van een geschikte onderduiklocatie in Velp onder bepaalde betalende voorwaarden. Een neef van Knorringa genaamd ‘De Vries’ uit Amsterdam, verdere persoonsgegevens ontbreken volgens Mesker, komt ook naar het huis van Oerlemans om kennis te maken en een indruk te krijgen. De Vries spreekt met Bosschieter vervolgens af dat hij maandag bericht zou geven of de familie het aanbod zal aanvaarden, aangezien er met iemand anders ook overleg is over een onderduikadres. Hierna vertrekt de Vries en Mesker gaat naar zijn werk.
Ongeveer een uur nadat Mesker thuis is van zijn werk wordt er gebeld. Er staan twee SD’ers (Krom en Bolland) aan de deur. Een van hen (Krom) geeft Mesker direct een klap in z’n gezicht en zegt: “Waar zijn de Joden”? De tweede SD’er (Bolland) was de trap naar de bovenwoning opgerend terwijl Krom Mesker met zijn pistool in de rug drukkend naar boven drong.
In de verklaring getuigt Mesker: “Toen ik met Krom bovenkwam, stond de familie Knorringa reeds, met zijn drieën, met de handen in de hoogte. Ik werd door Krom mishandeld, vloekend wilde hij van mij weten waar de Vries was. Ik deelde hem mede, dat ik het niet wist. Hierna moest ik de kamer uit, op het moment dat ik de kamer uitging hoorde ik gestommel en vond er een schietpartij plaats. Na deze schietpartij kwam Bolland bij mij, en ik vroeg hem of dat schieten nodig was geweest. Hij zeide dat de Joden hen waren aangevallen. Ik vroeg Bolland of ik mijn bril, die door Krom van mijn hoofd was geslagen, uit de kamer mocht halen. In de kamer gekomen bleek mij, dat meneer Knorringa en zijn zoon waren getroffen. Beiden lagen op de vloer, zonder mijn bril te zoeken liep ik beduusd weer weg. Hierna moest ik naar beneden alwaar ik door Krom geboeid werd en door hem werd weggebracht naar de Mesdagstraat. Aan de Mesdagstraat werd ik na een half uur in een andere cel gebracht alwaar ik mijn vriend Oerlemans aantrof. Niet lang daarna werden wij geboeid en met Mevrouw Knorringa, die inmiddels ook aan de Mesdagstraat was gearriveerd, lopende overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. Na vier weken werd ik weer in vrijheid gesteld terwijl Oerlemans reeds na een week in vrijheid gesteld werd. Aan de Mesdagstraat hoorde ik Krom zeggen: Ik heb een Jood doodgeschoten. Wat moet ik daarmee? Moet hij op een vuilnishoop?”.
Mesker moest vier weken de cel in wegens Judenbegunstigung. Zoon Heiman die bij de arrestatie gewond raakte werd na zijn arrestatie overgebracht naar het ziekenhuis aan de Zuidwal. Philippus Knorringa werd 9 dagen na zijn dood begraven op de Algemene begraafplaats aan de Kerkhoflaan. Mesker kan zich niet herinneren Bosschieter tijdens de arrestatie gezien te hebben maar hij beweert dat Bosschieter overduidelijk de verrader is geweest. Dit lijkt ook bevestigd te worden in de getuigenis van de SD’er Antonie Bolland in het CABR-dossier 76533-II (Dossier met betrekking tot het proces tegen de leden van het beruchte Kommando Frank waar ook Krom lid van was).
Bolland: “Krom kwam op een zaterdagmiddag naar mijn woning. Hij deelde mij mede dat hij eenige joden wist te zitten en dat ik met hem mee moest om ze te arresteren. Samen gingen wij naar Bosschieter, deze ging ook mee. Overeengekomen was dat Bosschieter bij de straatdeur zou postvatten, krom zou in de woning onmiddellijk naar de tweede etage gaan. Ik zou beneden een onderzoek instellen”.
Volgens Bolland heeft zijn collega Krom de heren Knorringa neergeschoten. “Op een gegeven moment hoorde ik Krom roepen: “Kom gauw naar boven, ik spoedde mij naar boven, Mesker stond op de overloop. Toen ik mij eenmaal op de overloop op de 2e etage bevond viel er een schot. De kogel vloog langs mijn hoofd. Ik trok daarop mijn revolver en schoot door de geopende kamerdeur. Toen ik de kamer binnentrad zag ik het volgende beeld: Krom stond met een vaas of spiegel in zijn hand in dreigende houding tegenover een mij onbekende man die met een vaas of spiegel in dreigende houding tegenover Krom stond. Voort zag ik een man op de vloer liggen, een vrouw die zich in de kamer bevond trachtte Krom en zijn tegenstander te scheiden, ofwel nam een dreigende houding aan tegenover Krom. Ik pakte op mijn beurt de vrouw beet. Op een gegeven moment viel er een schot, de man die tegenover Krom stond zag ik daarna op de vloer liggen, ogenschijnlijk was de man dood. Mijns inziens heeft Krom die man neergeschoten. Eerstgenoemde jongere man die op de vloer lag was overeind gekomen en ging op een stoel zitten. Hierna kwam Bosschieter binnen. Ik belde (Fritz) Koch en Fischer van de SD op. Inmiddels bleek dat ook de tweede man (de jongere) aangeschoten was. In opdracht van Koch en Fischer zijn de gewonde en de gedode man aan de zorgen van de Nederlandse politie en ziekenhuis, na tussenkomst van een dokter op het adres, overgedragen. Door Krom is 3-4 keer geschoten, ik heb slechts 1x geschoten”.
In juni 1947 heeft Krom verklaard (in de zaak tegen leden van Kommando Frank, CABR-dossier 76533-I) dat hij Dhr. Knorringa niet heeft doodgeschoten: “Ik zag Philip Knorringa en zijn zoon zwaargewond op de grond liggen. Deze arrestaties waren in opdracht van het Judenreferat (Referat IVB). Ik ontken geschoten te hebben, er werd verzet door de joden gepleegd en ik kreeg een klap met een spiegel op mijn hoofd’.
Op basis van diverse documenten en getuigenissen in de hierboven genoemde dossiers ontstaat een beeld van Krom als een fanatieke en sadistische antisemiet en nationaalsocialist. Krom werd na de oorlog ter dood veroordeeld, maar dat werd vanwege gratieverlening omgezet in levenslange gevangenisstraf. Op 27-12-1961 werd het bijzonder toezicht van Krom opgeheven. Hij werd in 1962 vrijgelaten door minister van Justitie Beerman uit het kabinet van De Quay. Op 15 december 1989 vroeg hij een verzetspensioen bij de Stichting 1940-1945 aan. (https://www.rudi-harthoorn.nl)
Bosschieter heeft tientallen Joden en verzetsstrijders opgespoord, verraden en de dood ingejaagd. De Duitsers betrapten hem op 13 december 1944 op het in beslag nemen van levensmiddelen onder bedreiging met een pistool. Ze plaatsten Bosschieter op een lijst van Todeskandidaten vanwege het onbevoegd gebruik van een dienstwapen. Hij werd op 8 maart 1945 op de Leusderheide gefusilleerd. (https://www.rudi-harthoorn.nl). Bosschieter werd voor zijn executie in Kamp Amersfoort gevangengezet. Nationaal monument Kamp Amersfoort heeft Bosschieter daarom opgenomen in het 'In memoriam' overzicht, tussen verzetsstrijders, Russische krijgsgevangenen en overige burgerslachtoffers.
Elisabeth is na haar arrestatie op 20 april 1944 geïnterneerd in Westerbork, op 4 september werd zij naar Theresienstadt gedeporteerd. Op 28 oktober ging zij vanuit Theresienstadt naar Auschwitz, en werd daar direct na aankomst op 30 oktober 1944 vergast. Heiman is na zijn arrestatie verpleegd en vervolgens op 8 mei 1944 in Westerbork geïnterneerd. Heiman werd samen met zijn moeder op 4 september naar Theresienstadt gedeporteerd. Vanuit Theresienstadt ging hij op 12 oktober naar Auschwitz. Het is onbekend wat daarna met Heiman gebeurd is, zeer waarschijnlijk is hij voor arbeid geselecteerd in een van de sub-kampen van Auschwitz. Zijn overlijdensdatum is door het Rode Kruis vastgesteld op 28 februari 1945.
Bij de entree van de voormalige woning van het gezin Knorringa aan de Weteringkade 36 in Den Haag zijn in juni 2024 drie Stolpersteine geplaatst.
Zie voor meer informatie over de SD’ers Bosschieter en Krom en hun praktijken de website van Rudi Harthoorn.