Abraham Jas was de oudste zoon in het gezin van Mozes Jas en Vogeltje de Zwarte. De eerste negen jaar van zijn leven groeide hij op als enig kind. Het broertje dat na hem ter wereld kwam, overleed twee maanden na zijn geboorte en het duurde nog twee jaar voordat Abraham een zusje kreeg, Sara.
Abraham groeide op in Amsterdam-Oost in de Retiefstraat, in een van de nieuwe huizenblokken die door de socialistische Handwerkers Vriendenkring waren gebouwd om slecht behuisden uit het centrum van Amsterdam goed onderdak te bieden.
Vader Mozes onderhield zijn gezin door in het centrum van de stad aardappelen, groenten en fruit aan de man te brengen. Dat bood wisselende inkomsten en geregeld moest hij een beroep doen op de Steun. Het ventersloon was in belangrijke mate afhankelijk van het weer en toen het in 1931 slecht ging in de diamantindustrie daalden zijn inkomsten omdat hij veel klanten had onder diamantslijpers. Ook in de jaren daarna was het gezin regelmatig afhankelijk van de Steun. Als tegenprestatie werd vader Mozes in 1939 naar de werkverschaffing in het Amsterdamse Bos gestuurd, in de winter van 1940/1941 werd hij een aantal keren opgeroepen om sneeuw te ruimen.
Abraham volgde zes jaar lager onderwijs op een van de buurtscholen, deed daarna een jaar vakonderwijs en werd leerling-broodbakker bij Bakkerij Muis in de Valkenburgerstraat. Later zou hij ook als 'fietsknecht' gaan werken en als ‘spoelknecht’ bij de firma Goldstein aan de Amstel 312.
Tijdens de razzia van zaterdag 22 februari 1941 bevond Abraham zich in het centrum van Amsterdam en werd hij opgepakt. Mozes meldde direct op maandag 24 februari bij de Steun dat hij de wekelijkse inkomsten van zijn zoon Abraham à 15 gulden miste en vroeg om verhoging van het steunbedrag. Hij had geen idee waar zijn zoon zich bevond. Abraham was samen met honderden andere Joodse mannen naar kamp Schoorl overgebracht en zou later die week op de trein naar Buchenwald worden gezet.
Op 22 mei 1941 werden degenen die de verschrikkingen in Buchenwald hadden doorstaan naar Mauthausen gedeporteerd. Op 11 augustus werd Abraham, 23 jaar oud, in de gaskamer van Slot Hartheim vermoord. Als ‘officiële’ overlijdendatum staat 2 september 1941 in de kampregistratie van Mauthausen genoteerd.
Abrahams ouders, Mozes en Vogeltje, en zijn zus Sara zijn allen in Auschwitz vermoord. Van het gezin Jas was niemand meer over.
Bron: stadsarchief Amsterdam. Schrijfster: Wally de Lange.