Verhaal

Asser van Gigch

Asser van Gigch werd op 12 juli 1884 in Leiden geboren. Zijn vader was David van Gigch, die debitant (lotenverkoper) van de staatsloterij was. Zijn moeder was Saartje Brandel en hij had twee zusjes, een vier jaar ouder zusje Betje en de twee jaar oudere Jansje. In 1876 en 1880 waren er ook nog twee zusjes geboren, die beiden Roosje heetten, maar die heel jong overleden.

Over de jeugd van Asser is helaas niet zo veel bekend. Wel weten we dat hij op 15 november 1911 in Amsterdam trouwt met Roosje Denneboom, die uit Zwolle kwam. In Het Volk van 16 november 1911 laten ze via een familiebericht weten dat ze zijn getrouwd. Ze vestigen zich in Amsterdam, op de Nieuwe Looierstraat 21. Over de eerste jaren van hun huwelijk is niet veel terug te vinden. Roosje bevalt op 12 maart 1912 van een dochter, Saartje,  waarvan alleen een burgerlijke stand bericht terug te vinden. Asser was actief als marktkoopman op het Waterlooplein. Zijn marktvergunning is terug te vinden op Joods Monument. Hij beëindigt die vergunning zelf op 29 juli 1927, maar dan  is de winkel van Asser al  terug te vinden op de Weesperstraat 22, waar hij in elk geval al in 1919 een boekhandel heeft.

Asser is een actief communist, hij verkoopt via zijn adres op de Weesperstraat allerhande propaganda-artikelen, zoals boeken, brochures, Sowjetplaten, portretten van communistische helden, speldjes en affiches. Daarmee adverteerde hij in de Amsterdamse jaren veelvuldig in De Tribune, het Sociaal Democratisch Weekblad. Behalve leveringen aan particulieren was hij blijkbaar ook distributeur en uitgever, want hij verzond de brochures en pamfletten met 100 tegelijk.

Hoewel hij een sappelende middenstander was die in de jaren twintig op het Waterlooplein en vanuit zijn kelderwoning aan de Weesperstraat een handeltje in tweedehands boeken en brochures dreef, was hij ook een handige zakenman. Een in 1919 uitgegeven en al lang vergeten brochure van de Hongaarse communist Béla Kun bracht Van Gigch in 1928 handig opnieuw onder de aandacht, Voor brochures waarvan de schrijvers in ongenade waren gevallen adverteerde hij onverdroten voort, zij het met weglating van de besmette auteursnaam. Zo verkocht hij toch menig brochure. 

Hij mobiliseerde handwerkers en verspreide brochures over bijeenkomsten voor die beroepsgroep met duizenden tegelijk. In 1925 adverteerde hij dat hij mensen zocht die konden helpen bij het rondbrengen van manifesten voor een partijvergadering.

In datzelfde jaar werd hij secretaris van de nieuw opgerichte Marktbond, “Vooruitgang zij ons doel”, die werd opgericht om de belangen te behartigen van de marktkooplieden van alle grote markten in Amsterdam, waaronder die van het Waterlooplein, de Nieuwmarkt, de Albert Cuyp en de Noordermarkt. 

In 1925 wordt ook het tweede kind van Asser en Roosje geboren: een zoon die ze  Salomon Joël noemen. Daarmee was ruim 13 jaar na de geboorte van dochter Saartje het gezin compleet.
Ze verhuizen dan ook naar de Nieuwe Heerengracht nummer 109. 

Vanwege alle activiteiten voor de Communistische Partij Holland en zijn overduidelijke voorkeur voor het communisme in het algemeen wordt Asser en zijn gezin in de gaten gehouden door de Centrale Inlichtingendienst in Nederland, de tegenwoordige AIVD.  In de tweede helft van 1931 gaat er een rapport van deze organisatie naar de minister van justitie, waarin wordt aangegeven dat Asser en Roosje Amsterdam zijn uitgezet vanwege wat genoemd werd “communistische overtuiging, lidmaatschap van de Communistische Partij Holland en de colportage met brochures ed”. Ze belanden met hun twee kinderen in Rotterdam. Daar begint Asser op Goudsche Singel 211 weer een boekhandel, die tevens ook als reisbureau functioneerde. Het reisbureau was een zogenaamd hoofdagentschap van het Reisbureau van het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Er zijn veel advertenties terug te vinden waarbij hij reizen binnen Nederland, zoals naar Arnhem en Nijmegen, maar ook naar het buitenland, bijvoorbeeld naar Parijs aanbood. Zijn activiteiten met betrekking tot de communistische partij zijn minder zichtbaar, wellicht onder druk van de Inlichtingendienst.

Als bij het bombardement in 1940 het pand in de Goudsche Singel volledig wordt vernietigd, verhuist het gezin noodgedwongen naar de Zaagmolenstraat, hier op nummer 170 b. Van hieruit zet Asser in de eerste twee jaar van de oorlog zijn activiteiten nog voort, maar op 18 oktober 1942 wordt Asser voor de Sicherheids Polizei opgepakt en op de 19e overgebracht naar Mathen. Dijk. Van daaruit ging hij naar het Huis van Bewaring Noordsingel in Rotterdam. Het is niet duidelijk wanneer hij is overgebracht naar Westerbork, maar hij is waarschijnlijk begin januari 1943 naar Auschwitz gedeporteerd, waar hij op 14 januari wordt vermoord.